Ondanks de genoemde factoren wil ik in het kort een aantal zaken uit het af
gelopen jaar memoreren. Om te beginnen wil ik een tweetal collega's herden
ken die ons het afgelopen jaar ontvallen zijn. Eind januari overleed ons oud
medebestuurslid Rudolf Raaff. Hij was nog bezig aan de opbouw van zijn le
ven, toen hij werd getroffen door een ziekte die hem noodzaakte zijn aktivitei-
ten als provinciaal inspecteur in Zuid-Holland en als bestuurslid van onze ver
eniging te staken. Veel te kort is hij bij ons geweest. Hij had nog veel voor
ons vak kunnen betekenen, niet in het minst door zijn warme persoonlijkheid.
Naar menselijke maatstaven gemeten op een aanvaardbaardere leeftijd over
leed Albert Delahaye, oud-streekarchivaris van het archivariaat Nassau-Brabant
en voordien werkzaam in Kerkrade en Nijmegen. Hoewel als archivaris bui
tengewoon aktief- zijn publikaties, waaronder vele inventarissen, lopen in de
vele tientallen -, is hij bij de meesten van ons toch vooral bekend door zijn
pogingen om de vroegste geschiedenis van ons land fundamenteel te herschrij
ven. Persoonlijk heb ik hem altijd het meest gewaardeerd om de vasthoudend
heid waarmee hijondanks duidelijke gevoelens van miskenning, voortwerkte
aan een project waartoe hij zich geroepen voelde.
Bij de overige personalia wil ik mij beperken tot de promoties in het afgelo
pen jaar van de collega's H. ten Boom met een studie over de Reformatie in
Rotterdam, G. W. van der Meiden over betwist bestuur in Suriname tussen
1655 en 1753, A. C. M. Kappelhof over belastingheffing in de Meierij van Den
Bosch en ons aankomende bestuurslid F. Keverling Buisman, die de doctorsti
tel verwierf met zijn studie over de Drentse Etstoel en zijn ordelboeken in de
vijftiende eeuw.12
Het bestuur heeft zich het afgelopen jaar vooral gericht op de organisatie
van de veremgingsaktiviteiten. Op de ledenvergadering in Groningen heb ik
u al kunnen melden dat met de heer Jessurun overeenstemming was bereikt
over de vorming en gefaseerde uitbouw van een verenigingsbureau. De groei
van de vereniging en de toename van het aantal aandachtsvelden hebben het
geleidelijk onmogelijk gemaakt dat bestuursleden naast hun dagtaak - die onder
de druk van bezuinigingen vaak nog zwaarder is geworden-voldoende aan
dacht aan het bestuur van de vereniging kunnen geven. Vandaar dat het bestuur
bijzonder verheugd is over de toekenning met ingang van 1987 van een subsi
die voor de bedrijfsvoering van de vereniging. Het was aanvankelijk de be
doeling om dit jaar met een bureau te starten, waaraan een part-time mede
werker zou worden verbonden. Dit voornemen moet worden gezien tegen de
achtergrond van een gedachte samenwerking met het bureau van onze zuster
vereniging op het terrein van de musea, de nmv, en met de bedoeling dat het
bureau op korte termijn zou uitgroeien tot een formatie van twee personen,
voor de beleids- en administratieve ondersteuning. Inmiddels is de situatie ge
wijzigd in die zin dat de nmv voorlopig heeft afgezien van een gecombineerd
bureau, te vestigen in 's-Gravenhage, en inmiddels een huisvesting in Amster
dam heeft gevonden. Daarbij kwam dat het ministerie van wvc, onder druk
van de bezuinigingen, meedeelde vooralsnog geen verdere invulling te kunnen
geven aan de voorgenomen gefaseerde uitbouw van het verenigingsbureau. Om
die reden heeft het bestuur voorlopig besloten dat de toegezegde subsidie be
ter en efficiënter kan worden aangewend door meerdere administratieve ta
ken uit te besteden, zo mogelijk aan het bureau Van Spaendonck, dat sedert
104
1 januari jongstleden ook onze leden- en financiële administratie verzorgt, en
daarnaast een aantal taken op projektbasis uit te besteden. Daarbij kan ge
dacht worden aan bijvoorbeeld het uitgeven van een jaarlijkse bibliografie van
het Nederlandse archiefwezen en het in overleg met de redactie van het Neder
lands Archievenblad bijwerken van het repertorium. Het bestuur onderzoekt
momenteel verschillende mogelijkheden en zal binnenkort terzake besluiten
nemen.
Een en ander neemt niet weg dat het streven erop gericht blijft om op af
zienbare termijn we denken daarbij aan op zijn laatst bij ons eeuwfeest in
1991 -een volwaardig verenigingsbureau te realiseren dat ook beleidsmatig
ondersteuning kan geven aan de koepelfunctie van de vereniging, een functie
die nog meer aan belang wint door de reorganisatie van de directie mma en
door de ingrijpende ontwikkelingen in en om ons vakgebied.
Over enkele van die ontwikkelingen wil ik u in het kort nog iets vermelden.
In het periodiek overleg met onze zustervereniging de sod is een verkennende
discussie gevoerd over de vraag of de voortschrijdende automatisering wel
licht gaat leiden tot wezenlijke veranderingen in de wijze van archiefordening.
Wanneer individuele stukken worden opgeslagen in digitale vorm en door toe
kenning van enkele kenmerken oproepbaar zijn, is de vraag gewettigd of be
staande opvattingen over dossiervorming gehandhaafd kunnen worden of dat
een heel anders gestructureerde wijze van documentaire informatievoorziening
zal gaan ontstaan. Het is hier nu niet de plaats om verder op deze zaak in te
gaan, maar het is te hopen dat het soD-bestuur het uitgesproken voornemen
om aan deze zaak in de komende tijd meer aandacht te gaan besteden waar
maakt.
Een andere ontwikkeling waarover het bestuur het afgelopen jaar overleg heeft
gevoerd is de werkgelegenheid voor archiefambtenaren. Van verschillende zijden
is gesuggereerd dat er sprake zou zijn van een toenemende werkloosheid on
der afgestudeerden aan de rijksarchiefschool en werd de wens uitgesproken
dat de vereniging ter zake aktie zou ondernemen. Ik wil u daarover meedelen
dat noch uit bilateraal overleg, noch uit mededelingen van de rijksarchiefschool
een bevestiging valt af te leiden voor een veronderstelling van toenemende werk
loosheid onder afgestudeerde archiefambtenaren. Wel is een verschijnsel waar
neembaar dat zich ook elders manifesteert, namelijk een toenemende flexibi
lisering: meer tijdelijke en deeltijdbanen, doorstroming naar verwante sectoren.
Op zichzelf is dat geen verontrustend verschijnsel. Voor de daarbij onvermij
delijke frictieverschijnselen kan onder meer de Stichting Archiefwerk een zin
volle functie vervullen. In dit proces is ook de taakverbreding van de rijksar
chiefschool, onder meer door het organiseren van een kadercursus voor de
registratuur, een welkome ontwikkeling. Wellicht dat binnen de eerder genoem
de generale verantwoordelijkheid van het ministerie ook meer reliëf gegeven
kan worden aan de researchfunctie van de school.
Het wordt tijd dat ik tot een afronding kom. Het komende jaar wordt voor
onze vereniging een belangrijk jaar. De zo dadelijk aan de orde te stellen ver
nieuwing van de Archiefwet zal veel van onze aandacht vragen. Bezuinigingen
in de omvang die sommige andere sectoren hebben getroffen, zijn ons tot nog
toe bespaard gebleven, maar zullen ongetwijfeld in discussie worden gebracht.
105