Bespreking van boeken Haagse vroedschap H. P. FÖLT1NG De Vroedschap van 's-Gravenhage 1572-1795. Dutch Efficien cy Bureau, Pijnacker 1985, xxi, 366 blz., geïll., ƒ87,(incl. portokosten). Het samenstellen van een genealogisch en biografisch werk over de vroedschap van een bepaalde stad is een gigantisch werk. Vele jaren van intens onderzoek zijn er mee gemoeid. Zelf herinner ik me nog goed hoe de wat schuchtere rijke vrijgezel mr. E. A. Engelbrecht dagelijks in de studiezaal van het Rotterdamse gemeentearchief het materiaal bijeenzocht voor zijn boek over de vroedschap van de Maasstad. Het valt dan ook licht te begrijpen dat in de loop der jaren slechts een enkeling de moed opbracht zich met een dergelijk monnikenwerk bezig te houden. De eerste die zich hieraan waagde was de nog jonge Amster damse archief medewerker J. E. Elias. In de jaren 1903-1905 verscheen zijn twee delige standaardwerk over de vroedschap van Amsterdam, een werk dat een goede pers kreeg en aan vele onderzoekers ten voorbeeld werd gesteld. Onge veer tegelijkertijd rolde een gebundelde artikelenreeks over de Brielse vroed schap van de pers, geschreven door de oud-archivaris H. de Jager. Toen werd het geruime tijd stil, want eerst in 1931 kwam de gemeentearchivaris van Zie- rikzee met een overigens uitstekend werk over de vroedschap van deze Zeeuw se stad. Tenslotte zag in 1973 bovengenoemd werk van Engelbrecht het licht. In 1968, dus in de tijd toen Engelbrecht nog druk bezig was met zijn onder zoek, begon H. P.FöIting gegevens te verzamelen over de vroedschap van 's- Gravenhage. Het resultaat van zijn onderzoek verscheen in 1985 in druk. Een bijzonderheid van deze studie is, dat het hier niet gaat om de vroedschap van een stad, maar om die van een ambacht of dorp. Overigens het belangrijkste dorp van het gewest Holland, waar zowel het stadhouderlijk hof als de geweste lijke regering zetelden. Fölting was niet de eerste die over de Haagse vroed schap publiceerde. In zijn verantwoording refereert hij aan enige publikaties die in het verre en nabije verleden over dit onderwerp verschenen. De gege vens uit die publikaties zijn door hem in zijn studie verwerkt. Als basis voor zijn werk diende een naamlijst, die was samengesteld door de oud gemeentearchivaris drs. H. M. Mensonides. Het boek bevat een aantal onderdelen, die voorafgegaan worden door een ten geleide van wijlen jhr. mr. C. C. van Valkenburg. Verreweg het belangrijkste onderdeel vormen de 361 fragment-genealogieën. Hoewel het boek, volgens de titel, over de vroedschap gaat, zijn het niet alleen vroedschapsleden die in deze genealogieën aan bod komen. Ook aan bestuurders als schepenen en bur gemeesters wordt aandacht besteed. Datzelfde geldt voor functionarissen als pensionarissen en secretarissen, die geen deel uitmaakten van de vroedschap, 194 maar tot de categorie van de betaalde ambtenaren behoorden. Over de behan delde personen treft de lezer een schat aan informatie aan. Naast algemene gegevens over deze personen, die ontleend zijn aan de doop-, trouw- en be- graafregisters, wordt informatie verstrekt over beroepen, functies en ambten, bezittingen (huizen, landgoederen, koetsen, collecties enzovoort), inkomen en personeel. Vervolgens zijn gegevens over ouders, echtgenote en kinderen op genomen. Achter de meeste fragment-genealogieën zijn noten vermeld. Bij het door nemen van het gehele notenapparaat valt het op dat de auteur weinig secun daire bronnen heeft geraadpleegd. Sporadisch vermeldt hij vindplaatsen in het notariële archief, het weeskamerarchief en handschriftencollecties. Verwijzingen naar bijvoorbeeld rechterlijke, bestuurlijke en kerkelijke archieven ontbreken geheel. Veel gegevens ontleent de auteur aan gedrukte publikaties, met name genealogische werken en delen van het Jaarboek Die Haghe. Vandaar dat de lezer een lijst van geraadpleegde bronnen, zoals Elias en De Vos die in hun boeken hebben opgenomen, in het werk van Fölting niet zal aantreffen. Van dit verzuim is hij zich terdege bewust, want in zijn verantwoording deelt hij mee dat onderzoek in deze bronnen de uitgave van zijn werk opnieuw met vele jaren vertraagd zou hebben. Ook een uitgebreide inleiding bevat het boek jammer genoeg niet. Het was de bedoeling dat Mensonides een dergelijke inleiding zou schrijven. Door diens ziekte en overlijden is deze niet tot stand kunnen komen. De auteur zag zich daardoor genoodzaakt zelf een beknopte inleiding in elkaar te zetten. Hierin besteedt hij aandacht aan de twee gescheiden rechtsgebieden waaruit 's- Gravenhage bestond en voorts aan de verschillende besturen en bestuursamb tenaren. Achterin het boek zijn enige bijlagen opgenomen, waaronder lijsten van de 'schepenen van Scheveningen' en van de 'baljuwen, pensionarissen, tre- soriers en secretarissen van 's-Gravenhage'. Een uitgebreide index op persoons namen completeert het werk. Ondanks de bovengenoemde bezwaren kan gezegd worden dat het boek een waardevolle bijdrage vormt tot de geschiedschrijving van 's-Gravenhage. Johan Okkema 195

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 50