de rijksarchiefdienst blijft. Een dergelijke combinatie van taken roept proble
men op, indien niet tevens voorzieningen worden getroffen om die genoemde
generale verantwoordelijkheid gestalte te geven, los van mogelijke vermenging
met dienstbelangen. Naar onze mening zal de verantwoordelijke vakminister,
in casu de minister van wvc, in zijn reorganisatieoverwegingen moeten betrek
ken dat het overheidsarchiefwezen veel breder is dan alleen de rijksarchief
dienst en dat dat impliceert dat er bij verschillen van inzicht tussen de rijksar
chiefdienst en andere componenten van het Nederlandse archiefwezen,
bijvoorbeeld de gemeente- en streekarchieven, niet de situatie moet kunnen
ontstaan dat de sectordirecteur stelling moet gaan nemen voor of tegen zijn
dienst. Konkreet betekent dit dat er voorzieningen moeten blijven bestaan of
nieuw worden ontwikkeld die het mogelijk maken dat de minister zijn genera
le verantwoordelijkheid ook kan waarmaken in de praktijk.
Laat mij dat aan de hand van het volgende wat proberen te verduidelijken.
Herhaalde malen en van verschillende zijden, waaronder van onze vereniging,
is er op aangedrongen om méér eenheid te verkrijgen in de benadering van ar
chiefbescheiden in hun verschillende levensfasen. Dit vereist, bij een voortge
zette scheiding van verantwoordelijkheden tussen de ministeries van wvc en
van Binnenlandse Zaken, dat vanuit één ministerie de randvoorwaarden voor
een verantwoord archiefbeheer gedurende de gehele levenscyclus kunnen worden
gesteld. Uiteraard zal interdepartementaal overleg daarin een belangrijke rol
kunnen spelen, maar wanneer het gaat om wezenlijke zaken als het behoud
van informatie en het vastleggen als zodanig, kan de generale verantwoorde
lijkheid slechts in één hand liggen. In dat verband is het wellicht illustratief
dat een werkgroep van het ministerie van wvc die zich bezighield met het for
muleren van kwaliteitseisen voor informatiedragers, niet verder is gekomen
dan inleidende besprekingen en dat de werkzaamheden van de betrokken be
leidsmedewerker inmiddels meer zijn verlegd naar de problemen van massa
conservering en -restauratie, naar het wvc-terrein derhalve. Maar ook binnen
die beperktere benadering is het thans onduidelijk op welke wijze de minister
zijn generale verantwoordelijkheid op dit deelterrein gestalte wil geven.
In de Nota archiefbeleid wordt de massaconservering nog als een bijzonder
aandachtsveld genoemd, waarbij speciaal wordt gewezen op de centrale on
dersteunende taak van het Centraal laboratorium voor onderzoek van voor
werpen van kunst en wetenschap te Amsterdam.9 We hebben intussen verno
men dat op het Centraal laboratorium zeer ingrijpend zal worden bezuinigd,
waardoor de vraag gewettigd is of de generale verantwoordelijkheid van de
minister voor het materieel behoud van archieven - ook als die verengd wordt
tot de problematiek van massaconservering van bestaand archiefmateriaal -
overeind blijft. Nu gaat het ons niet om de vormgeving. Wij kunnen en willen
met beoordelen of sommige bestaande organisaties, waaronder het Centraal
laboratorium, met doeltreffender kunnen worden georganiseerd. Wat wij wel
willen benadrukken is dat de generale verantwoordelijkheid met zich meebrengt
dat er op centraal niveau een voorziening is die voldoende geëquipeerd is om
nieuwe technieken te toetsen en daarover voorlichting te geven, een soort waar-
borginstelling waar het archiefwezen te rade kan gaan. Hoezeer noodzakelijk
dit is, is het afgelopen jaar nog weer eens duidelijk geworden door de lotgeval
len van de Amerikaanse diethylzink-ontzuringsfabriek.10
Op een van de terreinen van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie nasa
werd in 1985 en '86 in opdracht van de Library of Congress gewerkt aan een
proefinstallatie voor de massa-ontzuring van boeken met DEZ-gas, dit ter voor
bereiding van een te bouwen grote massa-ontzuringsfabriek, waarvoor het Ame
rikaanse congres een subsidie van 11,5 miljoen dollar had verleend. Het aan
vankelijk optimisme over het gasvormige ontzuringsproces verdween na
ongelukken in december '85 en februari '86, die hebben geleid tot de ontman
teling van de proeffabriek door de explosievenopruimingsdienst op 21 februa
ri van het afgelopen jaar. Niet eens zozeer deze aansprekende afloop, maar
vooral het gegeven dat pas daarna bekend werd dat het enige grootschalige
experiment, dat al in 1982 was uitgevoerd: the 5000-book test, tot dan toe als
succesvol beschouwd, in feite slechts een gedeeltelijke ontzuring had opgele
verd, terwijl veel boeken tengevolge van de behandeling waren beschadigd,
geeft nog eens te meer aan dat we ons voor een verantwoorde methodiek van
massaconservering niet zonder meer mogen verlaten op het marktaanbod. Wan
neer u volgende week naar de vakbeurs restauratie in Zutphen gaat, lijkt het
mij goed dat in gedachten te houden.
Een vergelijkbare taak lijkt mij te liggen op het gebied van de geautomati
seerde ontsluiting van archiefbestanden, waarbij het van belang is dat op cen
traal niveau een instelling aan alle geledingen van het archiefwezen gerichte
adviezen kan verstrekken. Ook daarbij is het van minder belang of aanslui-
tingwordt gezocht bij een bestaande instelling als de stichting imc-mardoc dan
wel een andere vorm wordt gekozen, maar vanuit de generale verantwoorde
lijkheid van de minister voor het archiefwezen zal hij niet alle taken kunnen
delegeren aan één onderdeel van dat archiefwezen. Tevens zal hij ter beharti
ging van de algemene belangen een voorziening bij zijn eigen ministerie moe
ten handhaven.
Over de verhouding tussen het ministerie van wvc en de van in het licht van
de reorganisatie van mma kom ik zo dadelijk nog even te spreken in het kader
van de verenigingsaktiviteiten in het afgelopen jaar.
Een terugblik op de verenigingsaktiviteiten in het voorgaande jaar was tot voor
kort de hoofdmoot van de jaarlijkse toespraak van de voorzitter. Tot diep in
de jaren zeventig hielden de voorzitters het vol om een jaarlijkse kroniek sa
men te stellen van de verenigingsaktiviteiten en daaraan allerhande gegevens
te koppelen over personalia, over de oprichting van streekarchivariaten, inge
bruikneming van gebouwen en dergelijke. De laatste jaren is de taak van de
voorzitter wat dat betreft een stuk eenvoudiger geworden. Door de komst van
Nieuws van archieven is het verslagleggende werk voor een belangrijk deel over
bodig geworden, omdat het nu schriftelijk gebeurt.
Was het medio jaren '70 al zo dat Louis Pirenne in zijn jaarredes verzuchtte
dat de vereniging zo sterk was gegroeid,11 hij had het toen nog over een leden
aantal van tussen de 300 en de 400, terwijl het ledenaantal thans, zelfs na een
grondige opschoning van het bestand door het royeren van niet-betalenden en
'grijsrijders', bijna 800 bedraagt. Door deze enorme groei en door het feit dat
steeds meer van onze leden in perifere sectoren werkzaam zijn behoort de fase
waarin iedereen elkaar kende, definitief tot het verleden. Ook het bestuur ver
liest door die ontwikkelingen het vroegere complete overzicht.
103