dachte indelingskriteria zal de gebruiker meer dan wenselijk is door de inven taris doen bladeren om zijn bronnen te traceren. De bijlagen omvatten naast een lijst van vernietigde stukken een concordantie op de oude inventaris van Bruggeman (voor zover het de Haarlemse stukken betreft). Niet alle daaruit overgenomen stukken zijn echter in deze inventaris opgenomen. Het schijnt de bedoeling te zijn om deze niet-opgenomen stuk ken bij de daarvoor in aanmerking komende stadsarchieven onder te brengen. Dit had dan wel even in de inleiding vermeld mogen worden. Een index op persoons- en plaatsnamen is toegevoegd. H. L. Ph. Leeuwenberg Handschriften en losse aanwinsten J. M. j. jansen, Catalogus van de verzameling handschriften, Gemeentearchief Schiedam, 1984. Gelezen in samenhang met m.m. warning, Inventaris van de collectie losse aanwinsten 1356-20e eeuw, Rijksarchief in Noord-Holland, 1982 w.a.fasel, 'Duizend en één aanwinsten', inventaris van de collectie aan winsten van het gemeente-archief Alkmaar, 1986 en c. c. de glopper-zuiderland en l. p. w. de graaff, Inventaris van de collec tie Rijsenburg, verzameling archivalia en documentalia toebehorend aan het aartsbisdom UtrechtRijksarchief in Utrecht 1983. Oh, die collecties! Die 'weeshuizen' van losgeraakte of losgemaakte archiva lia, hoe kom je daar archivistisch mee in het reine? Een archief is dus 'het geheel van enzovoort Lexicon van archieftermen nummer 2). Theoretisch kan iedere individuele materiële eenheid, waarvan geen archivistisch verband met andere (meer) bekend is, zijn eigen 'geheel' uitma ken, dus een archief zijn. Ik ken archivarissen die zover gaan, maar bijzonder handig in de praktijk lijkt het me niet. Maar waar leggen we de kwantitatieve grens om van een archief(je) te spreken? Bij 2, 3, 4 of meer eenheden met on derling archivistisch verband? Ik zie de 'schriftgeleerden' al in uitgebreide dis cussie. De andere kant is, dat we niet zelden in een archiefbewaarplaats 'er kende' archiefjes aantreffen van slechts enkele nummers, bijvoorbeeld omdat de archiefvormer/-eigenaar bij de overdracht uitdrukkelijk de bewaring als afzonderlijke eenheid bedong, of om andere, zeer geldige redenen. En uitein delijk is ook een klein archief een archief en heeft dus aanspraak op behande ling conform het respect des fonds. Er is dus een zekere interpretatieruimte tussen het losse stuk aan de ene kant en het erkende, afgezonderde archief aan de andere. Het verdient aanbeveling om daarin een objectief kriterium te hanteren: boven jc nummers zonder ik het archiefje af, daaronder niet. In het laatste geval krijgen we dan te maken met het bestand, de collectie, 'losse aanwinsten', 'kleine aanwinsten', of hoe verder ook genaamd. Wat mij betreft ligt a: ergens tussen 2 en hooguit 10, maar over smaak valt natuurlijk te twisten. 190 Zou het respect des fonds ook van toepassing kunnen c.q. moeten zijn op col lecties, die in hun geheel van de vormer of diens rechtsopvolgers worden over genomen? Ik denk van wel. De collectie fungeert dan als vervangend bewaar- niveau, als eerste beschikbare vorm van eenheid. Die is dan weliswaar niet organisch ontstaan zoals een archief, maar geeft als eenheid en door zijn sa menstelling belangrijk inzicht over de reden van zijn ontstaan en mogelijk zelfs over de archiefbronnen, waaruit de gecollectioneerde elementen zijn wegge nomen. Wel blijft een collectie een lagere vorm van eenheid, die 'schatplich tig' is aan de hogere, het archief. Een collectie dient dus te worden ontdaan van archiefstukken, die behoren tot bekende en bestaande archieven (bestem mingsbeginsel, Handleiding paragraaf 11), als ook van in de collectie zelf aan getroffen (fragment-) archieven/archiefjes boven de kwantitatieve grens, die men, hoe dan ook, heeft bepaald. Wat dan overblijft, komt voor bewaring als afzonderlijke collectie in aanmerking. Bij de losse of kleine aanwinsten kan dezelfde handelwijze onverkort opgeld doen. De Schiedamse catalogus van de verzameling handschriften geeft, in tegen stelling tot wat de inleiding zou doen vermoeden en ondanks de in die inlei ding blijkende kennis van de archivistiek én van de geschiedenis van de be werkte verzameling, weinig reden voor de veronderstelling, dat over de uitgangspunten van de bewerking diep is nagedacht. Bij aandachtige beschou wing is de verzameling een conglomeraat van los verworven stukken, hele col lecties met daarin opgesloten archiefjes en afzonderlijk verworven archiefjes. Daar zitten bepaald grotere bestanden onder, die voor verzelfstandiging in aan merking zouden kunnen komen. Ik denk aan de collecties Vinck (de basis van de verzameling), Van der Poest Clement en Van der Schalk. Bij de laatste twee moeten we even stil staan. De 'collectie' Van der Poest Clement zoals die nu, verspreid over de catalo gus, zich vertoont, is slechts ten dele collectie en voor het overige (familie-)ar- chief Van der Poest Clement. Tot dat laatste zijn in elk geval te rekenen de nummers 78-85, 114, 115, 153, 197, 473, en die opsomming is vermoedelijk niet uitputtend. Overigens kan dit samenstel van archief en collectie niet bo gen op volledigheid, nadat een deel van het oorspronkelijke bestand over ar chiefbewaarplaatsen in het hele land is verstrooid. Dat over deze operatie in de inleiding wordt gezwegen, is een bedenkelijk teken aan de wand. Ook de 'collectie' Van der Schalk bevat voor een deel familiearchief en frag menten van (met het familiearchief mogelijk in verbinding staande) andere ar chieven. In elk geval de nummers 139, 205, 219-221, 248, 250, 269-272, 375- 379, 442-444, 451, 452, 456, 457, 600, 602, 604, 742-746 en 757 zijn als zoda nig te beschouwen, en ook dat zal wel niet uitputtend zijn. Beide nummerreeksen geven al aan, dat in deze catalogus archieven zonder pardon over de volle breedte van de toegang, en dus van de depotstelling, zijn verstrooid. Paragraaf 8 van de Handleiding is volkomen genegeerd. Dat geldt voor meer archiefjes. Met behulp van de lijst van schenkers en bruikleengevers én van de index is bijvoorbeeld een conglomeraat Cool - Schieveen te ontwaren, dat evenzeer sterk is gespreid. En verder zitten er tal van archiefjes verscholen in de verzameling onder verzamelbeschrijvin- gen als 'stukken herkomstig van Een greep: 126/127 rk Openbare Lees- 191

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 48