Bespreking van inventarissen de programma van eisen was voorzien. In deze worstelingen boekte hij belang rijke overwinningen. De ruimten en de hulpmiddelen van de kaartenafdeling behoren tot de fraaiste delen van het nieuwe gebouw. Tegen 1980 manifesteerde zich de kwaadaardige kwaal, die hem tenslotte zou vellen. In 1982 werd hij voor vijftig procent afgekeurd en op eigen initia tief trad hij terug als hoofd van de kaartenafdeling. Sindsdien verscheen hij rond half één op de Prins Willem-Alexanderhof, waar hij vervolgens tot acht uur bleek werken. Als chef studiezaal stimuleerde hij de bezoekers en hielp hij hen. Het was het liefste wat hij deed; anderen de weg wijzen en het eigen enthousiasme overbrengen. Hij had morele standaarden en een niets en niemand sparende inzet, wan neer er geholpen moest worden. Voor zieke of zich in nood bevindende colle ga's was geen moeite hem te veel. Jan van Bracht heeft veel betekend; het was een voorrecht hem te hebben gekend. Zondagochtend 8 februari om half drie kwam in aanwezigheid van zijn zus, die hem met haar zorg zijn leven lang om ringde, het einde. Hij was nog zo graag op het archief, bij zijn kaarten en klanten teruggekomen. De dood, waarnaar hij vroeger had verlangd, kwam nu onge wenst. Zalig zijn, zo luidt de belofte, zij die hongeren en dorsten naar gerech tigheid. In vertrouwen en hoop mogen u en ik derhalve zeggen: adieu. A.E.M. Ribberink Oud-katholieke kerk J.R. persman, Inventaris van de archieven van het bisdom Haarlem van de oud-katholieke kerk (1514) 1561-1967 (1981). Inventarisreeks Rijksarchieven in Holland 43, Haarlem, 1985. De geschiedenis van de Hollandse Zending in de achttiende eeuw wordt ge kenmerkt door interne conflicten en een vertroebelde verhouding met de Ro meinse instanties. Al in de zeventiende eeuw beschouwden de apostolische vi carissen zich min of meer als de rechtstreekse opvolgers van Willibrord op de Utrechtse zetel, daarin bijgevallen door een groot deel van de seculiere geeste lijkheid. Rome daarentegen was van oordeel dat na de dood van de laatste aarts bisschop Frederik Schenk van Toutenburg in 1580 een geheel nieuwe situatie was ontstaan. De verweesde bisdommen in de Republiek vormden een missie gebied, ressorterend onder de congregatio de Propaganda Fide en in loco bestuurd door een apostolische vicaris, die om zijn taak beter te kunnen ver richten tot titulair bisschop of aartsbisschop in partibus infidelium werd ver heven. Deze Romeinse zienswijze werd tot verdriet van de apostolische vica rissen geheel gedeeld door de in de Hollandse Zending werkzame reguliere geestelijkheid, waar van de ordesoversten in Rome zetelden. Een bijkomende factor in het conflict was het vermoeden van Rome dat de apostolische vicaris Petrus Codde en zijn aanhangers ernstig waren geïnfecteerd door het janse nisme, dat in Frankrijk al tot zulke problemen had geleid. Met de schorsing van Codde als apostolisch vicaris in 1702 werd het conflict op de spits gedre ven. Het zou uitlopen op een kerkscheuring. Nadat het kapittel van Utrecht in 1723 was overgegaan tot de keuze van een aartsbisschop, kwam het conflict in een fase van openlijke confrontatie. Ro me weigerde de keuze te bevestigen en reageerde geheel voorspelbaar met de excommunicatie van de elect Cornelis Steenoven. Een in Amsterdam vertoe vende Franse missiebisschop, Dominique-Marie Variet, was evenwel bereid Steenoven te wijden, zodat de traditio apostolica was verzekerd. Daarmee was de kerk van de Oud-Bisschoppelijke Cleresie, de latere oud-katholieke kerk van Nederland, een feit. In 1742 volgde de benoeming van een bisschop van Haarlem, in 1758 werd ook de oude zetel van Deventer opgevuld. Uiteraard werden deze benoemingen evenmin door Rome gefiatteerd. Deze scheiding der geesten vindt zijn neerslag in de archieven van de beide kerk genootschappen. In de hier besproken inventaris worden de archieven beschre ven van de bestuurlijke colleges van het oud-katholieke bisdom Haarlem. Voor 187

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 46