bestaand artikel ontsnapt aan herziening - dat een dergelijk wetsontwerp on
leesbaar en dus onhanteerbaar zou zijn geweest. Ook in redactioneel opzicht
zullen er nogal wat wijzigingen en aanpassingen zijn. Gestreefd wordt naar
een logisch, helder en strak concept. Over de redactie van de huidige wet werd
reeds tijdens de parlementaire behandeling in 1959 opgemerkt, dat men in de
ze wet 'bepaaldelijk op het punt van taalgebruik wel zwakke steëen (zou) kun
nen aanwijzen... Dat is een zaak, waarmee bij een volgende schoonmaak wel
rekening kan worden gehouden'.
Kortom: de in voorbereiding zijnde herziening zal niet leiden tot een herzie
ne Archiefwet 1962, maar tot een nieuwe wet. Dit houdt enig risico in, omdat
niet alleen de wijzigingen maar de gehele wet opnieuw aan de orde wordt gesteld.
Ik acht dit risico echter aanvaardbaar, omdat ik het gevaar, dat aan de doelstel
lingen en uitgangspunten van de Archiefwet getornd zal worden, niet groot
acht. Om te voorkomen, dat inwerkingtreding van de nieuwe wet lang op zich
laat wachten, omdat de uitvoeringsbesluiten nog niet zijn vastgesteld - deze
situatie deed zich voor bij de Archiefwet 1962 - wordt momenteel tevens een
nieuw Archiefbesluit voorbereid. Ik kom daar later op terug.
Laat ik thans een overzicht geven van de belangrijkste voorgenomen verande
ringen. Details en aanpassingen van juridisch-technische aard laat ik onbespro
ken.
In artikel 1het definitie-artikel, zal een ruimere omschrijving gegeven wor
den van het begrip archiefbescheiden door daaraan toe te voegen, dat de uit
wendige vorm daarvan niet bepalend is voor de inhoud van dat begrip. Ar
chiefbescheiden zijn al lang niet meer uitsluitend papieren informatiedragers,
maar ook banden, schijven en al het andere electronische materiaal waarvan
moderne administraties zich bedienen en zich in toenemende mate zullen gaan
bedienen. Het volstrekt papierloze kantoor moge dan - zeker voor de huidige
generatie - een utopie zijn, de Archiefwet zal oog moeten hebben voor de ge
volgen van automatisering en digitalisering van de informatie. Ik denk daar
bij vooral aan systemen van geautomatiseerde gegevensverwerking en com
municatiesystemen waarbij langs electronische weg van beeldscherm naar
beeldscherm berichten kunnen worden uitgewisseld. Ontwikkelingen dus, waar
bij in beginsel de informatie alleen is opgeslagen in computergeheugens. Dit
zou kunnen leiden tot opslag, beheer en vernietiging van informatie, die for
meel wel valt onder de werking van de Archiefwet, maar feitelijk daarbuiten
blijft. Ik zou het een goede zaak vinden, wanneer binnen het archiefwezen een
discussie op gang zou komen over de gevolgen van een en ander. De heer Jes-
surun is gaarne bereid om in een volgend overleg met het bestuur van uw ver
eniging eens te bezien hoe wellicht in samenwerking tussen van en ministerie
zo'n discussie zou kunnen worden aangevangen. Binnen de rijksoverheid wordt
momenteel op kleine schaal geëxperimenteerd met tenminste één systeem van
electronische berichtenuitwisselingen. Als de ontwikkelingen even snel gaan
als met de introductie en acceptatie van de personal computer, dan geloof ik
dat de tijd dringt.
Terug naar de wetsherziening. In artikel 1 zal voorts het voor de wet nieuwe
begrip 'archiefruimte' worden geïntroduceerd. Hieronder wordt verstaan de
ruimte, waarin door de administratie archieven worden bewaard in afwachting
van hun overbrenging naar een archiefbewaarplaats. De introductie van dit
begrip is noodzakelijk, omdat het in de bedoeling ligt in de wet een bepaling
op te nemen, dat naast de archiefbewaarplaatsen ook voor deze ruimten bouw
en inrichtingsvoorschriften kunnen worden vastgesteld.
In dit verband merk ik op, dat tegen de achtergrond van dit voornemen de
verdere ontwikkeling van een 'Besluit bouwvoorschriften archiefbewaarplaat
sen' vooralsnog is aangehouden om straks in één keer deze materie voor ar
chiefbewaarplaatsen en archiefruimten te regelen.
In het tweede lid van het definitie-artikel zal, overeenkomstig de Nota ar-
chiefbeleid, een ruimere omschrijving worden gegeven van het begrip over
heidsorgaan, door onder dat begrip ook privaatrechtelijke instellingen te vat
ten, die een overheidstaak dan wel een bij of krachtens een wettelijke regeling
opgedragen taak uitoefenen. De concrete aanwijzing van instellingen, die aan
een van deze omschrijvingen voldoen, wordt overigens overgelaten aan de des
betreffende overheden.
De thans in artikel 2 opgenomen verplichting voor de overheidsorganen hun
archieven in goede en geordende staat te bewaren wordt nader omschreven als
de verplichting deze in goede, geordende én toegankelijke staat te brengen én
te bewaren. Deze uitbreiding ligt voor de hand, omdat zij een vollediger be
schrijving geeft van de verschillende elementen van het beheer van archieven.
Als noodzakelijk complement wordt daaraan toegevoegd, dat de overheden
zorg moeten dragen voor de vernietiging van de daarvoor in aanmerking ko
mende bescheiden, met andere woorden de thans bestaande mogelijkheid tot
vernietiging wordt omgezet in een verplichting.
Zoals aangekondigd in de Nota archiefbeleid zal in dit artikel verder de mo
gelijkheid tot inbewaringgeving van archiefbescheiden worden geschrapt. Over
dracht van archiefbescheiden tussen archiefbewaarplaatsen zal in de toekomst
enkel via een tijdelijke uitlening of permanente vervreemding kunnen plaats
hebben. In de overgangsbepalingen van de wet zal uiteraard een voorziening
worden opgenomen teneinde te voorkomen, dat bij de inwerkingtreding van
de wet in het verleden inbewaringgegeven archieven niet van de ene op de an
dere dag in een soort 'rechteloze' toestand komen te verkeren.
Bij het ministerie zijn momenteel maatregelen in voorbereiding op grond
waarvan uitvoering gegeven kan worden aan de in de Nota archiefbeleid ge
noemde concrete gevallen van omzetting van inbewaringgeving in vervreem
ding met betrekking tot onder andere de oud-rechterlijke archieven, de retro-
acta van de burgerlijke stand en de weeskamerarchieven, om er maar enkele
te noemen.
Tenslotte zal worden voorgesteld om aan dit artikel een nieuw lid toe te voe
gen, op grond waarvan ten aanzien van de duurzaamheid van archiefbeschei
den kwaliteitseisen kunnen worden gesteld.
Nieuw is een bepaling - deze is ook niet aangekondigd in de Nota archief
beleid- waarin een algemene verplichting is opgenomen om bij gehele of ge
deeltelijke splitsing, opheffing of samenvoeging van overheidsorganen regels
te stellen met betrekking tot de gevolgen voor de daarbij betrokken archieven.
Thans geldt een dergelijk voorschrift slechts in enkele specifieke gevallen. Ik
doel daarbij met name op de gemeenten in het kader van de Wet algemene
175