te hebben, waarna inspraak en advisering een aanvang kunnen nemen. Daar
voor zal een redelijke periode van enkele maanden moeten worden ingeruimd.
In deze inspraak en advisering zullen in elk geval worden betrokken de Ar-
chiefraad of diens rechtsopvolger de Raad voor het Cultuurbeheer, de van,
het ipo en de vng.
Na de inspraak en advisering zal voor het al dan niet aangepaste wetsont
werp goedkeuring van de Ministerraad moeten worden verkregen, het advies
van de Raad van State worden ingewonnen en tenslotte aan de beide Kamers
der Staten-Generaal worden voorgelegd. Ik noem nu dus de belangrijkste mo
menten uit het wetgevingsproces.
U wordt wellicht wat onrustig bij deze mededelingen. Nu nog staand aan
het begin van een ogenschijnlijk lange weg naar het Staatsblad, deel ik die ge
voelens met u. Niettemin, wetgeving kan en moet slechts aan de hand van zorg
vuldige procedures tot stand komen. Een wet creëert immers rechten, bevoegd
heden en - vaak in rechte afdwingbare - verplichtingen voor overheid en burger.
Dat geldt niet anders voor de Archiefwet. De Werkgroep Archiefwet stelt zich
ten doel met inachtneming van zorgvuldige procedures de vlotte voortgang van
de nieuwe Archiefwet vast te houden.
Voor die wet geldt ook nog in het bijzonder, dat zij zowel archivistische als
bestuurlijke belangen dient te verenigen. De wet dient dus ook rekening te hou
den met de normale bestuurlijke verhoudingen tussen de onderscheiden over
heden, bijvoorbeeld op het terrein van het toezicht en autonomie. Een wet is
tevens een produkt van het politieke klimaat, waarin zij tot stand komt.
In dit verband zal adequaat moeten worden ingespeeld op aspecten als dere
gulering, decentralisatie, het terugdringen van algemeen en bijzonder toezicht
door de ene overheid op de andere enzovoorts. Kortom, het gaat erom een
aanvaardbaar evenwicht te vinden tussen hetgeen uit een oogpunt van belan
gen en doelstellingen van het archiefwezen wenselijk en vanuit een oogpunt
van politieke en bestuurlijke opvattingen geboden is. Ik ben ervan overtuigd,
dat zo'n evenwicht zal worden gevonden en dat de belangen en doelstellingen
van het archiefwezen niet door andere zullen worden overschaduwd, of erger
nog, daardoor ondergesneeuwd zullen raken.
Van de andere kant betekent dit wel, dat niet alle in uw kring geuite wensen
via regeling in de wet kunnen worden vervuld. Ik noem in dit verband een wet
telijk verplichte aanstelling van een gemeente- of waterschapsarchivaris, als
mede het brengen van educatieve activiteiten onder de wettelijke taken van een
archiefdienst.
Het zal u overigens niet ontgaan zijn, dat het belang van een goed functio
nerend archiefwezen in toenemende mate positieve erkenning ondervindt. Wel
iswaar zijn geruchtmakende affaires, zoals de Excessennota, het Menten-
onderzoek, de Rsv-enquête en nog recentelijk de woningbouwsubsidies, hier
aan mede debet, maar niettemin De inzet van de rijksarchiefdienst bij het
onderzoek naar deze affaires heeft politieke erkenning verworven. De grote
druk die op die dienst staat heeft ertoe geleid, dat in het kader van bezuinigin
gen en personele afslanking zij zo veel als mogelijk is wordt ontzien.
Alvorens over te gaan tot een overzicht van de thans in voorbereiding zijnde
172
herziening van wet en besluit, zou ik nog kort voor de volledigheid aandacht
willen geven aan een tweetal wetgevingstrajecten, waarbij de huidige Archief
wet direct betrokken is.
Van belang, ook voor uw dagelijks functioneren en omgaan met archieven,
zijn de voorgestelde wijzigingen ten aanzien van de openbaarheid en raadple
ging van over te brengen en reeds overgebrachte archieven, zoals voorgesteld
in het onlangs aan de Tweede Kamer aangeboden wetsontwerp tot algehele
herziening van de Wet openbaarheid van bestuur. Over deze aanpassing van
de Archiefwet aan de wob is nogal wat te doen geweest. Verschillende publi-
katies getuigen daarvan. Nog onlangs bent u door publikatie van de relevante
passages uit het wetsontwerp uitvoerig geïnformeerd in het Nieuws van Ar
chieven. Ik voel mij derhalve ontslagen van de plicht om inhoudelijk in te gaan
op die voorgenomen aanpassing. Wel wil ik opmerken, dat die nieuwe regels,
eenmaal wet geworden, een zwaarder beslag op uw dagelijks werk zullen kun
nen leggen, omdat uw beslissingen over concrete verzoeken om raadpleging
van archieven waarvoor beperkende bepalingen gelden, nadrukkelijker dan
thans het geval is kunnen worden aangevochten voor de AROB-rechter. Be
staande en nog te vormen jurisprudentie zullen de gids zijn waaraan u uw te
nemen beslissingen zult kunnen toetsen. Het is mijn overtuiging, dat deze nieuwe
bepalingen in belangrijke mate zullen bijdragen aan een verdere vermaatschap
pelijking van het archiefwezen.
Een tweede wetgevingstraject, waarbij de Archiefwet is betrokken en wel
door schrapping van artikel 10, het instellingsartikel van de Archiefraad is
de voorgenomen omvorming van de adviescolleges op het terrein van de Di
rectie Musea, Monumenten en Archieven in een Raad voor het Cultuurbeheer.
Voor de Archiefraad betekent dit, dat hij, tezamen met de Monumentenraad
en de daaronder ressorterende min of meer zelfstandige afdelingen, zoals de
Rijkscommissie voor de musea, alsmede met de Commissie van advies voor
de natuurhistorische musea, tot een nieuwe adviesraad zal worden samenge
voegd. Over het wetsontwerp terzake is inmiddels het advies ingewonnen van
de desbetreffende adviescolleges. Die adviezen zijn in het algemeen positief.
Het bestuur van uw vereniging is over de stand van zaken onlangs geïnfor
meerd door toezending van het concept-voorstel van wet en de daarover uitge
brachte adviezen.
Bij deze omvorming is uitgangspunt, dat de nieuwe Raad zal worden belast
met de algemene advisering over de totaliteit van het door hem bestreken ter
rein. De onder de Raad ressorterende afdelingen - waarvan de rijkscommissie
voor de archieven er één zal zijn zullen de specifieke beleidsadvisering voor
hun rekening kunnen nemen. Ik heb goede hoop, dat het wetsontwerp, waar
aan momenteel de laatste hand wordt gelegd, in dit voorjaar door de minister
van wvc aan de Ministerraad kan worden aangeboden.
En dan nu de nieuwe Archiefwet zelf. Verwacht mag worden, dat de opzet
en structuur van die wet in vergelijking met de huidige wet onveranderd zullen
blijven. Dit zou in beginsel kunnen betekenen, dat slechts een wetsontwerp
zou worden voorbereid, dat alleen maar de wijzigingen van de huidige wet zou
bevatten. Niettemin is niet voor deze mogelijkheid gekozen, omdat het aantal
wijzigingen van principiële en praktische aard zó talrijk is vrijwel geen
173