7 Benoeming leden redactiecommissie De voorzitter zet uiteen dat in de praktijk de formule van één redactiecom missie voor zowel het Nederlands Archievenblad als Nieuws van Archieven niet goed bleek te werken. De opzet wordt veranderd: de redactiecommissie zal werkzaam zijn voor het Nederlands Archievenblad, terwijl de samenstel ling van Nieuws aan anderen zal worden opgedragen. Op voordracht van het bestuur wordt mr. M. W. van Boven benoemd in de redactiecommissie, wor den de zittende leden mr. P. Brood en drs. M. S. Polak herbenoemd en wordt drs. P .C. B. Maarschalkerweerd, naast de huidige samensteller drs. R. C. Hol, belast met de productie van Nieuws van Archieven. De vergadering verleent met terugwerkende kracht toestemming voor de veranderingen, die om prak tische redenen al eerder zijn ingegaan. 8 Benoeming bestuursleden Stichting Archiefpublicaties Drs. J. P. Sigmond en drs. M. Mijnssen-Dutilh treden af. Op voordracht van het bestuur worden in de vacatures benoemd drs.P.W.J. den Otter en drs. B. Woelderink en wordt mr. T. N. Schelhaas herbenoemd. 9 Rondvraag Drs. B. Woelderink roept leden op tot deelname aan de archiefreis naar Duits land. A. Vos vraagt het bestuur zich te beraden op de samenstelling van het bestuur. Hij constateert daarin een ondervertegenwoordiging van middelbare archief ambtenaren. De voorzitter antwoordt dat de benoeming van een middelbaar archiefambtenaar in het bestuur dit jaar, vanwege de planning op langere ter mijn nog niet mogelijk was. Hij zegt toe dat het bestuur volgend jaar met de wens van de heer Vos volledig rekening zal houden. J. A. C. Mathijsen vraagt naar aanleiding van agendapunt zes wie in het bestuur de functie van penningmeester zal gaan vervullen. De voorzitter ant woordt dat de taakverdeling binnen het bestuur op de volgende bestuursver gadering zal worden vastgesteld, maar hij voorspelt dat G. J. Röhner de pen ningen zal gaan beheren. Dr. F. C. J. Ketelaar vraagt aandacht voor de zorgwekkende ontwikkeling dat particuliere archiefeigenaren hun reeds lange tijd geleden in bewaring gege ven archief terugvragen om het in het openbaar in verkoop te brengen. Dit is recentelijk eenmaal gebeurd, maar een veilingdirecteur heeft hem meegedeeld te verwachten dat dit vaker zal voorkomen. Gevreesd moet worden voor een situatie zoals die nu in het buitenland soms al bestaat, namelijk dat archieven handelswaar worden en nauwelijks meer in openbare archiefbewaarplaatsen terecht komen. Hij adviseert de collega's in de akte van bewaring op te nemen dat de bewaargeving wordt aangegaan voor 30 jaar en dat het rijk bij beëindi ging van de overeenkomst recht heeft op een vergoeding van 42,50 per meter voor elk jaar dat het archief door het rijk is beheerd. Hij vraagt het bestuur zich te beraden op een algemene opstelling van het Nederlands archiefwezen en doet de suggestie een meldkamer te organiseren om in dit soort zaken te 168 adviseren. De voorzitter zegt toe dat het bestuur zich ter zake zal beraden. Mr. Caspar van Heel merkt op dat hij begrip heeft voor het door Ketelaar genoemde bedrag van 42,50, maar vraagt met klem dit niet op te nemen in de akten van bewaargeving van kerkelijke archieven. Ketelaar verduidelijkt dat dit ook in Groningen niet gebeurt: men houdt zich daar aan het kerkelijk archiefbesluit. Mr. Caspar van Heel bericht dat de gemeente Enschede met ingang van 6 april 1987 de middelbaar archiefambtenaar ter secretarie heeft benoemd tot gemeentearchivaris Vervolgens wordt de vergadering gesloten. De presentielijst is getekend door 61 personen. Herziening van de Archiefwet Inleiding van de plaatsvervangend Directeur-Generaal voor Culturele Zaken van het ministerie van wvc* bij gelegenheid van de jaarvergadering van de Ver eniging van Archivarissen in Nederland op 1 april 1987 te Brielle. Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, Ik mag aannemen, dat u het mij niet kwalijk neemt, dat deze inleiding niet in Geuzentaal is getoonzet. Het onderwerp leent er zich niet toe. Wellicht kan wel het opzetten van een nieuwe archiefwet een Geuzendaad genoemd wor den. Dit is aan u ter beoordeling. Graag wil ik deze inleiding beginnen de heer Jessurun te verontschuldigen voor zijn afwezigheid vandaag. Het is door overmacht, dat hij zeer tot zijn spijt is verhinderd, gezien de recentelijk ten departemente sterk opgelopen af slankingsperikelen. De voorzitter van de van wil ik hartelijk bedanken voor de vandaag het ministerie geboden gelegenheid de stand van zaken omtrent de nieuwe archiefwet toe te lichten. Ik zal van de gelegenheid tevens gaarne gebruik maken om enkele andere aspecten van het archiefbeleid in meer alge mene zin aan de orde te stellen. Hiermee zal ik beginnen. Het lijkt mij goed de historische context van de herziening van de wet in uw herinnering op te roepen. Temeer omdat de wens tot herziening uiteindelijk vanuit een tweetal vertrekpunten tot stand is gekomen. Aan het begin van bei de stond de Archiefraad. Bij gelegenheid van zijn eerste lustrum inventariseerde de Raad, mede aan de hand van de inmiddels door hem uitgebrachte adviezen, de praktische knel punten, die inmiddels bleken te kleven aan de toen nog jonge, want in 1968 in werking getreden, Archiefwet. Of eigenlijk, zo jong was die wet niet meer, omdat zij, opgesteld in de jaren vijftig, al in 1962 het Staatsblad had bereikt. Die inventarisatie was voor het ministerie aanleiding een werkgroep in te stel len, welke werd belast met de voorbereiding van een technische herziening van Archiefwet en Archiefbesluit. Omdat door allerlei oorzaken het definitieve ad vies van de werkgroep pas gereed was op het moment, dat de Commissie Nota 169

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 37