Berichten uit het buitenland
Voor wat de uitlokking van een ambtsmisdrijf betreft kan Ketelaar gerust zijn.
Als iemand in een wetenschappelijk tijdschrift een stelling verdedigt, leidt dat
niet tot uitlokking van een misdrijf, uitsluitend op grond van het feit dat een
andere auteur die mening niet deelt.6
J. H. S. van Herten
Noten
1 F. c.j. ketelaar 'Academische ziekenhuizen en
de Archiefwet', in: deze aflevering, blz.
151-152.
2 Tweede Kamer, zitting 1956-1957, 4549, nr. 2
Ontwerp van Wet.
3 Tweede Kamer, zitting 1958-1959, 4549, nr. 7.
Gewijzigd Ontwerp van Wet.
4 Tweede Kamer, zitting 1958-1959, 4549, nr. 5.
Memorie van Antwoord; Tweede Kamer, zit-
Dupliek
ting 1958-1959, nr. 6 Nota van Wijzigingen.
5 Uitgezonderd keuringsgegevens en gegevens uit
penitentiare en militaire instellingen.
6 Overigens wordt aan de vereisten voor uitlok
king niet voldaan, zie noyon-langemeijer-
remmelink, Het Wetboek van Strafrecht, los
bladig, aantekening 28 en volgende bij artikel
47; Zie ook d.hazewinkel-suringa, Inleiding
tot de studie van het Nederlandse strafrecht
(Alphen aan den Rijn, 1981 (8e druk)) 352 en
volgende.
Helaas kunnen Van Herten en ik elkaar niet overtuigenSpijtiger is dat dit ver
schil van inzicht de commissie medische archieven, ingesteld door het Medisch-
verpleegkundig directeuren contact academische ziekenhuizen (mvdc), heeft
belet een duidelijke uitspraak te doen. In haar, door het mvdc op 24 april 1987
goedgekeurde, rapport Bewaar-/vernietigingsbeleid medische dossiers in aca
demische ziekenhuizen concludeert de commissie 'dat de vraag naar de toepas
selijkheid van de Archiefwet 1962 bij het ontwikkelen van een bewaar-/vernie-
tigingsbeleid voor medische dossiers in de AZ'n ruimte openlaat voor
verschillende interpretaties'. De commissie 'ziet de Archiefwet 1962 niet als een
dwingend kader voor een op te stellen vernietigingsregeling'Maar 'in aanslui
ting op de systematiek van de Archiefwet 1962 stelt de Cie. voor de vernietiging
van medische dossiers te regelen in een ministeriële beschikking, welke wordt
ondertekend door de minister van wvc (in overeenstemming met de minister
van o& w) gehoord de Archiefraad'.
Het inmiddels aan de bewindslieden van wvc en o&w ter vaststelling aange
boden rapport bevat naar mijn mening een bevredigende regeling voor de se
lectie en vernietiging van de medische dossiers. Toch is het van belang dat de
minister van wvc-belast met de zorg voor de Archiefwet 1962 zijn mede
werking aan vaststelling van het vernietigingsbeleid slechts verleent onder me
dedeling dat vastgehouden wordt aan het uitgangspunt dat de medische dos
siers, gevormd door overheidsziekenhuizen, archiefbescheiden in de zin van de
Archiefwet 1962 zijn. Immers, aanvaarding van de opvatting van Van Herten
en van de commissie zou ook betekenen dat de archiefzorg voor de medische
dossiers aan het in de Archiefwet 1962 geregelde toezicht wordt onttrokken.
De archiefinspectie zou zich met een belangrijk deel van de door het overheids-
ziekenhuis gevormde archiefbescheiden, namelijk de medische dossiers, niet
mogen inlaten! Daarbij komt nog dat ongeclausuleerde medewerking van wvc
aan het voorgestelde vernietigingsbeleid een funeste precedentwerking zou kun
nen hebben voor andere overheidsorganen. -F. C. J. Ketelaar
154
Der Archivar, jaargang 39 (1986)
Het was in de stad Hannover, dat in 1985 het Duitse archiefcongres ('Deut
sche Archivtag') werd gehouden. Het hoofdthema van de studiedagen was 'Ra-
tionalisierung im Archivwesen - Möglichkeiten und Grenzen', waarbij vooral
aandacht werd besteed aan automatisering en microverfilming en bovendien
een bijzondere zitting aan beeldmateriaal in archieven werd gewijd. Over alle
drie onderwerpen is waardevolle informatie in het eerste nummer te vinden.
Ik zal mij beperken tot enkele opmerkingen, met name over de automatisering.
Evenals in Winschoten wordt in het 'tussenarchief' van het Bondsarchief
de computer ingeschakeld voor selectie en inventarisatie van archieven die van
ministeries worden overgenomen. S. Büttner leidde dit onderwerp op het con
gres in en van zijn voordracht is een uitgebreide samenvatting in Der Archivar
opgenomen. Hetzelfde geldt voor de inleiding van H. P. Neuheuser over het
computerprogramma comis (Communal Information System), dat in het bij
zonder voor de ontsluiting van gemeentearchieven ontwikkeld is. Neuheuser
maakt duidelijk dat de archivaris het resultaat van zijn werk aanmerkelijk kan
verbeteren, wanneer hij zijn aloude, beproefde archivistische methode aan
vult met waardevolle elementen uit de wereld van de documentalisten.
Hoe men in Nancy een microcomputer gebruikt voor het beheer van archie
ven (overzicht van archieven, plaats in het depot, overzicht van nog niet be
nutte plaatsruimte, bezoekersadministratie enzovoort) is te lezen in een bij
drage van H. Collin. B. Kappelhoff geeft een uiteenzetting over de toepassing
van de computer in de staatsarchieven van Nedersaksen, in het bijzonder bij
het ontsluiten van archieven. Kappelhoff maakt een vergelijking tussen het ar
chiefcongres van 1975, toen de computer ook in het brandpunt van de be
langstelling stond, en het congres in Hannover. In 1975 stonden technische
en inhoudelijke mogelijkheden en grenzen ter discussie, thans gaat het om de
toepassing van de computer in het kader van de onvermijdelijke rationalise
ring. Noodzakelijk wordt het apparaat met name op die werkterreinen, die
zich in verregaande mate onderscheiden door uniforme, routinematige han
delingen.
Kappelhoff stelt nadrukkelijk de twee varianten aan de orde die zich voor
doen, wanneer eenmaal is besloten de computer bij het ontsluiten van archie
ven te gaan gebruiken; inventariseren op de klassieke manier of ontsluiting
via een algemene index, waarbij informatie over meerdere archieven in één
systeem, een generale index, is opgeslagen. Voor de laatste optie zou de on
middellijke beschikbaarheid van kant en klare programmatuur, ontwikkeld
in de bibliotheek- en documentatiewereld, kunnen pleiten. Kappelhoff kiest
155