den, die zij het jaar ervoor als huwelijksgeschenk van de koning hadden ont vangen, waren meegenomen. De Franse inval in de Zuidelijke Nederlanden in 1794 had geresulteerd in het ijlings overbrengen van de Brusselse archieven naar Wenen, zodat Gachard slechts tot de conclusie kon komen dat zich al daar een dubbel archief bevond, van zowel afschriften als originele staatsstuk ken. In 1855 zou mede op instigatie van Gachard een ruil - dus geen eenzijdi ge teruggave - tot stand komen waarbij de correspondenties weer naar Brussel zouden worden overgebracht.15 Bij toeval waren de voornoemde afschriften en originele staatsstukken die zich in Wenen bevonden, in de tijd dat Gachard in Simancas vertoefde, voor werp van onderzoek voor R. C. Bakhuizen van den Brink (1810-1865). Bewust van de waarde van zijn bevindingen, die hij als 'basistekst' kwalificeerde, ter wijl hij hetgeen Gachard verzameld had als het 'commentaar' daarop beschouw de, liet Bakhuizen zich door de uit Spanje teruggekeerde Belgische rijksarchi varis niet verleiden tot enigerlei toezegging betreffende het publiceren van zijn onderzoeksresultaten. Bakhuizen, die Gachard als archivaris hogelijk waar deerde maar hem als historicus nauwelijks apprecieerde, zou hem later zelfs als een parvenu aanmerken, 'intriguant en ijdel', van wie op zijn tijd gebruik te maken was.16 Paradoxaal genoeg had Bakhuizen echter reden genoeg voor alsnog in te gaan op Gachards suggestie zijn resultaten uit te geven: '...al ware het slechts omdat ik den dikwijls al te vriendelijken Franschman (sic) niet geheel vertrouwwelligt zou hem niets liever zijn, dan aan zijn gouvernement te beduiden, hem nog eens a 50 francs per dag een reisje naar Weenen te laten maken, zooals hij naar Spanje heeft gedaan17 Aan dit kat-en-muisspel zat geen staartje. Wat Bakhuizens Correspondance officielle had moeten worden als aanvulling op én tegenhanger van het werk van Gachard werd nimmer gerealiseerd; wat bleef was Gachards niet met offi ciële staatsstukken afkomstig uit Wenen verrijkte Correspondance de Philip pe li over de jaren 1558-1577.18 Ondanks de visionaire blik van de Brusselse rijksarchivaris, die zich aan de voorspelling waagde dat zijn werk in de toekomst 'l'un des monuments les plus remarquables qui aient été érigés a l'histoire' zou worden, is het sindsdien niet van kritiek gevrijwaard gebleven.19 In tegenstelling tot de oorspronkelijke doelstelling alles in extenso uit te geven, verscheen uiteindelijk de correspon dentie van Philips II in regestvorm, bedoeld als voorpublicatie. Na vergelij king van de vijf delen wordt duidelijk dat Gachard aan zijn oorspronkelijke doel niet trouw is gebleven; in de veelal lijvige Appendices zijn allerlei andere, tevens in het Frans gestelde staatsstukken opgenomen die - hoe nuttig misschien ook - ten onrechte aan de Correspondance zijn toegevoegd. J. Lefèvre (1893- 1977) karakteriseerde de Correspondance dan ook even kort als bondig met de typering 'surabondant et incomplète'.20 14 Confrontatie Wellicht is de uiterlijke vorm van de Correspondance de Philippe n voor een deel bepaald onder invloed van een controverse die Gachard had met enkele Spaanse wetenschappers.21 Terwijl Gachard in Simancas werkte, kregen eni ge Spaanse historici eveneens toestemming in hetzelfde archief stukken met betrekking tot de geschiedenis der Nederlanden te copiëren en uit te geven; de stukken werden opgenomen in de Colección de documentos inéditos para la historia de Espaha.22 Niet vrij van een vleugje achterdocht jegens hun bui tenlandse confrères streefde men na dat de bronnen in hun gedrukte vorm tot stof zouden dienen voor publicaties van de hand van Spaanse schrijvers. Men had, zo dacht men, het: riesgo de que se desfigure su historia, se imprimen ahora en lengua extra- gera, vièndonos precisados a mendigar de los extranos lo que era propio nu- estro, y a leer en distinto dialecto lo que originalmente estuvo escrito en el casto idioma de Castilla'.23 Gachard, die nu in de delen iv en v van de Colección dezelfde bronnen die hij bestemd had voor zijn Correspondance gepubliceerd zag, liet zich er niet van weerhouden ze alsnog uit te geven, omdat de desbetreffende brieven nu eenmaal bij zijn verzameling hoorden en vanwege de geringe bekendheid van de Colección in Noord-Europa.24 Kennelijk geraakt in hun Castiliaanse trots verwierpen de Spaanse uitgevers met verontwaardiging de aantijgingen van de zijde van Gachard door te stel len dat zij met hem niets te maken hadden en dat zij zich ook zeker niet be schouwden als 'usurpadores a papeles de Gachard'.25 En indien zij niet zelfstandig zouden kunnen optreden, zouden zij de hulp inroepen van geleer den uit eigen land, 'pero jamas el de un extragero'.26 Ondanks zijn persoonlijke ervaringen met Spaanse historici zou Gachard nadien tot de conclusie komen dat de serie een hoge gebruikswaarde had voor al die gebieden, die in de zestiende en zeventiende eeuw verbonden waren ge weest met de Spaanse Kroon, ondanks het wisselend belang van elk der tot dan toe verschenen delen. Speciaal had hij oog voor het profijt dat de natio nale Belgische geschiedschrijvers zouden kunnen hebben bij het schrijven van de 'annales de Belgique'. Om de toegankelijkheid van de Colección te vergroten - de Spaanse uitgevers hadden zich immers beperkt tot het opstel len van een alfabetisch register om de dertig delen - voegde Gachard op aan drang van de Commission Royale d'Histoire een chronologische ordening toe, die hij in eerste instantie bedoeld had voor persoonlijk gebruik.27 iv De eerste Nederlander: C. H. Th. Bussemaker Om het euvel van de betrekkelijke ontoegankelijkheid van de Colección voor een Nederlandstalig publiek te verhelpen, gaf Bussemaker in 1896 zijn 'Opga ve' uit, waarin hij niet aarzelde de Colección als zeer onvoldoende te betite len.28 Hij wees op de verwarde chronologie en de onhandigheid in het afdruk- 15 lil

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 8