geeft duidelijk de gespleten natuur van deze 'hervormer' aan, die er kennelijk toch niet van overtuigd was dat al het oude moest veranderen. Jacob Frankel was, zo blijkt uit het hoofdstuk 'Stukken betreffende opleiding en studie', een erudiete Duits-joodse intellectueel wiens leven bestudering ver dient en dat is door deze inventaris gemakkelijker geworden. Ook de histori cus Jaap Meijer wijst daarop in zijn onlangs verschenen 'Om de verloren zoon, Spinoza weerspiegeld in het geschiedbeeld der Nederlandse joden 1840-1940' in Balans der Ballingschap, Heemstede 1986, deel vm/ix. Ik noem deze titel zo uitvoerig omdat de serie Balans der Ballingschap vol staat met uiterst be langrijke verwijzingen en bronvermeldingen voor de geschiedenis der joden in Nederland. Meijer wijst in bovengenoemd nummer op de stellingen die Fran kel aan Spinoza wijdde (in de inventaris-Giebels nummer 26). Het feit dat de Bibliotheca Rosenthaliana nog veel meer (Nederlands en niet-Nederlands) joods archiefmateriaal in zijn verzameling heeft, blijkt uit het in de vorige afleve ring gepubliceerde artikel van Ludy Giebels. Die bronnen zijn ook toeganke lijk geworden, omdat het jongste nummer van Studia Rosenthaliana, geheel gewijd is aan toegangen op verzamelingen in de bibliotheek met dezelfde naam en bibliografieën van het werk van haar conservatoren. Ook het in 1973 bij Brill verschenen Hebrew and Judaic Manuscripts in Amsterdam Public Col lections (1 and 11) (Fuks en Fuks-Mansfeld) bevat de beschrijvingen van tal van archivalia uit de verzameling van de 'Rosenhaliana' en die andere beroemde Judaica-verzameling in Amsterdam, de bibliotheek Ets Haïm/Livraria Mon- tezinos. Zo bevindt zich onder andere in de Rosenthaliana, onder hs Ros 283, het 'Memmerboek', dat wil zeggen een register met tal van aantekeningen betref fende de Gemeente en in het bijzonder een lijst van tijdens de synagogedienst te noemen ('memmeren') namen van overleden gemeenteleden, van Oisterwijk (1770); een dergelijk register van de Joodse Gemeente Uithoorn (hs Ros 59); een dergelijk register van de Joodse Gemeente Goor (hs Ros 343) en archief bestanddelen van talloze Amsterdamse joodse instellingen. Met het gereedko men van de inventaris-Giebels is het aantal toegankelijke joodse archieven in Nederland toegenomen. Misschien ten overvloede wil ik nog vermelden, dat na de oorlog nog twee inventarissen van de archieven van Joodse Gemeenten werden gepubliceerd: W. Ch. Pieterse publiceerde de inventaris van de archieven van de Portugees- Israëlietische Gemeente te Amsterdam in 1964 en A. M. van der Woel de in ventaris van de archieven van de Nederlands-Israëlietische Gemeente Rotter dam in 1976. Géén inventaris, maar wél een nuttig overzicht van de belang rijkste openbare instellingen in Nederland waarin zich bronnenmateriaal betreffende de Mediene (verzamelnaam in het jiddisj voor Joodse Gemeenten buiten Amsterdam) bevindt zich in De Mediene, de geschiedenis van het jood se leven in de Nederlandse provincie (Amsterdam 1984), 52 en volgende. Aan een aantal inventarissen wordt nog gewerkt, zoals die van de archieven der Nederlands-Israëlietische Gemeente 's-Gravenhage en die van het archief van de rabbijnenfamilie Berenstein. Verder is de afgelopen jaren een aantal archie ven van joodse instellingen en gemeenten bij openbare archiefbewaarplaatsen in bewaring gegeven, zoals bijvoorbeeld het archief van de Joodse Gemeente 74 Haarlem (Gemeentearchief Haarlem), het archief van de Joodse Gemeente Maastricht (Gemeentearchief Maastricht), het archief van de Joodse Gemeente 's-Hertogenbosch (Stadsarchief 's-Hertogenbosch) en als alles meezit binnen kort het archief van de Joodse Gemeente Utrecht bij het Gemeentearchief al daar. Ook in het buitenland bevindt zich Nederlands joods archiefmateriaal, zoals in Israël en de Verenigde Staten. In een noot bij haar artikel (13) zegt Ludy Giebels nog: 'Uiteraard blijft het nog steeds moeilijk de lotgevallen van de joodse archieven tijdens de tweede werreldoorlog te reconstrueren'. Dat is op zichzelf waar, maar er mag nooit de, helaas maar al te vaak gehoorde, con clusie aan verbonden worden dat de Duitsers onze archieven zouden hebben vernietigd. Die uitspraak heeft tenminste een gerenommeerd veilinghuis voor een New Yorkse rechter in moeilijkheden gebracht. Joël J. Cahen Memories van successie J. H. wigger, Inventarissen van de archieven en archiefbestanddelen betreffen de de inning van successierechten in Overijssel 1806-1926 (1927), Zwolle 1985. m. beekhuis en H. G. oost, Memories van Successie, 1806-1900 (1926). Stuk ken afkomstig uit de archieven van de instanties belast met de controle op de gequalificeerden en regulateurs, 1806-1811 en 1814-1817. Archieven van de amb tenaren belast met de invordering van de belasting op het recht van successie, 1806-1900 (1926), 's-Gravenhage 1985.' Belasting op successie is door de overheid al eeuwen geleden ontdekt als in komstenbron. Tot 1805 kon daarbij elk gewest zijn eigen gang gaan, maar per 1 januari 1806 kreeg ons land een uniforme wetgeving. Eenvormig is echter geenszins synoniem met eenvoudig en het is daarom spijtig dat de reeds lang aangekondigde gids op dit gebied nog steeds niet is verschenen. Moge dit stuk je een aansporing zijn aan het adres van de Rijksarchiefdienst om dit karwei te voltooien! Bovenstaande auteurs hebben daarom voortgeborduurd op de inventaris van collega Hol2, natuurlijk een belangrijke vraagbaak, maar ook weer niet het laatste woord op dit terrein. Daar het niet doenlijk is bovenstaande inventarissen te bespreken zonder aandacht te besteden aan de wetten en voorschriften die aan het geheel van de successiebelasting ten grondslag liggen zal ik daar eerst kort op ingaan. De geschiedenis op het onderhavige terrein laat zich verdelen in vier perioden: I 1806-1811 II 1812-1813 lil 1814-1817 IV Vanaf 1818 I Gedurende dit tijdvak was de 'Ordonnantie eener belasting op het Regt van Successie' van 4 oktober 1805 van kracht. Met het vastleggen der aanslagen waren de 'Gequalificeerden tot de directie over de invordering van de belasting 75

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 38