mede een project 'emigranten uit Gothenburg'; deze worden uit de registers op formulieren overgenomen, die met een scanner in de computer van de uni versiteit aldaar worden ingevoerd sinds 1977 het indiceren van bijna 30.000 delen van volkstellingregisters uit wijkmeesterarchieven in het stadsarchief van Stockholm (de oudste daarvan dateren uit het begin van de zeventiende eeuw). Het artikel besluit met een aantal opmerkingen over de noodzaak tot coördi natie, standaardisering en samenwerking. Het tweede artikel door Elisabeth Koren betreft het Norsk privatarkivinsti- tutt, de Noorse pendant van het Centraal register van particuliere archieven. Het Noorse instituut heeft een soortgelijke taak als het Centraal register, met dien verstande dat het zich ook bezig houdt met inventarisering van zich in particuliere handen bevindende historisch waardevolle archieven. In de registra tie worden ook de reeds in openbare verzamelingen opgenomen bestanden ver meld, bij voorbeeld de handschriftencollectie van de universiteit van Oslo. Sinds 1980 is de registratie van bestanden geautomatiseerd, en wel op een computer van het merk Altos (capaciteit 24 mb), met het programma Datastar; thans wordt het overgezet op een Nord-500-computer. Een deel van het bestand is in druk gepubliceerd, maar nu gaat men over op microfiche. Men beschikt overigens niet zelf over de computerfaciliteiten, maar maakt gebruik van het computercentrum van de navf, de Noorse wetenschappelijke raad. Behalve de bestandsregistratie beschikt men ook over uitvoerige inhoudelijke gegevens (volgens de summary inventories, volgens de tekst 'meer gedétailleerde inlich tingen') en verder een brievenregister. Deze laatste twee bestanden worden voor alsnog niet geautomatiseerd. Het wel geautomatiseerde eerste deel bevat de in de Nederlandse archievenoverzichten gebruikelijke gegevens, die op naam van het archief en plaatsnamen, op type archief en op een aantal trefwoorden toegankelijk zijn. Het artikel geeft een overzicht van problemen en oplossin gen bij het opzetten van het project, met name de wijze van invoering van tref woorden. De bedoeling hiervan is, de onderzoeker zonder het bestemmings beginsel geweld aan te doen een onderwerpsgewijze ingang in een omvangrijke categorie archieven te bieden. Het derde artikel door Ingemar Carlsson, getiteld 'Wie bekommert zich om geluidsbanden', betreft het beoefenen van oral history. De auteur geeft een opsomming van incidentele activiteiten op lokaal niveau, met name door plaat selijke musea, bekritiseert het archiefwezen om zijn gebrek aan interesse, on der meer veroorzaakt doordat men is getraind in 'passief bewaren' in plaats van 'actief scheppen' van historische bronnen. De auteur geeft een niet erg diepgaand overzicht van praktische problemen bij het interviewen en stelt daar bij onder meer het eenmalige interview naast het afnemen van een serie inter views. Verder behandelt de auteur de activiteiten van het rijksarchief in Stock holm, waar men door middel van interviews de verliezen aan belangrijke archieven probeert te compenseren: het archief van de Zweedse nationaal- socialistische partij bijvoorbeeld, dat vermoedelijk kort na de Tweede Wereld oorlog is verbrand, evenals het archief van een socialistische (splinter(?))par- tij. Een andere politiek is het interviewen van politici, bij voorkeur die perso nen die geen uitgebreide gedrukte mémoires of archieven hebben nagelaten. 58 Het vierde artikel door Sven Lundkvist betreft de oudste Zweedse bevolkings boekhouding. Naar aanleiding van in 1982 en 1985 verschenen literatuur (waar van het in 1985 verschenen werk van Gösta Lext, Studier i Svensk kyrkohok- föring 1600-1946, in de rubriek recensies wordt besproken) gaat de auteur nader in op de redenen waarom respectievelijk de priesters persoonlijk, de kerk als instituut en de staat verschillende typen bevolkingsadministratie inrichtten, en op de in 1686 succesvolle pogingen van de staat om toegang te krijgen tot de kerkelijke administraties. Het oudste materiaal dateert grotendeels van rond 1610, en wat de kerkelijke geschriften betreft waren er per bisdom grote on derlinge verschillen. Begrafenisregisters vermelden vaak alleen aantallen over ledenen en de opbrengst van de kerkelijke diensten, vaak niet eens de namen van de belanghebbenden. Voor doopregisters geldt hetzelfde, maar wordt wel de vadersnaam opgegeven. Ook verspreide oudere gegevens zijn kasboekach tig of behoren tot rekeningbijlagen. (De verordening betreffende kerkelijke administraties door het concilie van Trente is in Scandinavië uiteraard nooit ingevoerd.) Het achterblijven van de belastingopbrengst leidde tot een volkstelling door de staat rond 1620 en pogingen van de wereldlijke macht om definitief greep te krijgen op de kerkelijke administraties in 1617. Behalve ten behoeve van de belastingen werd de registratie ook uitgevoerd ten behoeve van de werving van soldaten. De registraties werden uitgevoerd door de 'röteman', wijkmeester. De plaatselijke geestelijkheid moest derhalve behulpzaam zijn, maar tot 1686 (Wet op de openbare eredienst) was oppositie in deze gebruikelijk, hoewel de bisschoppen de koning steunden. Daarna stond de kerkelijke administratie vol ledig in dienst van de wereldlijke. Onder de titel 'Trekkerslegioen, bronnen en de mensen er achter' behandelt Bode Janson de trekarbeid en aanverwante verschijnselen in het begin van de ze eeuw rond de Noors-Zweedse grens, die tijdens de Noors-Zweedse unie (1815- 1905) administratief was blijven functioneren. In 1901 werd er een vreemde lingendienst opgericht in het Noorse Charlottenberg, die de daarvoor in aan merking komende trekarbeiders en hun gezinnen als ongewenste vreemdelin gen de grens overzette. In het Zweedse Karlstad bestond een soortgelijk kantoor. Een deel van de trekarbeiders kwam met de politiek in aanraking; de versla gen van verhoren zijn bewaard gebleven en de auteur toont aan, dat zij naast de als permanent te bewaren beschouwde bevolkingsregistraties en statistie ken een bepaalde essentiële waarde hebben. Men kan er de aard van de trekar beid, sociale herkomst en dergelijke uit distilleren; ze zijn als het ware het vlees aan het geraamte van de 'kale' registratie. De auteur heeft het Zweedse mate riaal, dat dus op Noorse immigranten en teruggestuurde Zweden betrekking heeft, onderzocht. Na een opsomming van vooral demografisch onderzoek en romanliteratuur volgt een kritische benadering van het eigen bronnenmateri aal. Hieruit worden ook enkele saillante gevallen verhaald. De representativi teit werd gecontroleerd aan de hand van kerkelijke registers, die in Zweden met zijn staatskerk de functie van burgerlijke stand vervullen of vervulden. De rest van Arkiv, Samhalle och Forskning is van wat meer huishoudelijke aard: een verslag van de Zweedse archiefdag, met als thema 'archief en markt- 59

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 30