maar een chronologische lijst van de inhoud van de 34 bundels van MS. Di
versmet een aanduiding van het reeds gepubliceerde en waar' uit te geven. Pas
in 1971 kon uit Angelsaksische hoek G. Parker aankondigen dat een catalogus
van de papieren van Gachard van de hand van M. van Durme ter perse zou
zijn.57 Tot op heden is deze catalogus nog niet verschenen. Het manuscript
van M. van Durme, dat dateert uit 1962, zou bij uitgifte een welkom middel
zijn om de 4.000 afschriften te Brussel toegankelijker te maken, ook vanwege
de korte inhoudelijke besprekingen.58 Recentelijk verscheen van R. Wellens,
van wie in de nabije toekomst een werk te verwachten is over het leven en werk
van Gachard, een inventaris van al hetgeen Gachard ooit heeft bestudeerd en
geschreven.59 De daarin voorkomende lijst Spaanse afschriften, die alle een
nieuw inventarisnummer ontvingen, werd niet vergezeld van een inhoudelijke
bespreking, waarmee de toegankelijkheid vergroot had kunnen worden. Het
zou dus nog steeds wenselijk zijn, indien Van Durme tot publicatie van zijn
manuscript zou overgaan, zeker ook gelet op het gegeven dat onderzoekers
altijd wordt geadviseerd eerst de 'dubbelen' van Gachard te raadplegen, alvo
rens naar het hooggelegen Simancas af te reizen.60 Parker voegt daar nog aan
toe dat er indertijd afschriften zijn gemaakt van originelen die ondertussen
op onverklaarbare wijze verdwenen zijn.61 Al met al bestaat het reeds gepu
bliceerde materiaal, in wat voor uiterlijke vorm dan ook, slechts eenderde van
hetgeen ter beschikking staat voor onderzoek, en de inhoud ervan is eenzijdig
politiek-militair van aard.
In 1957 vroeg de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis van België M.
van Durme het werk van M.Tourneur, tussen november en december 1955
verricht ten einde bronnen op hun geschiktheid voor het laten vastleggen op
microfilm te bezien, voort te zetten.62 Als gevolg van enige vertraging kon Van
Durme pas in 1960 zijn werkzaamheden te Simancas aanvangen, waarvan hij
nadien uitgebreide verslagen liet verschijnen.63
Vanaf 1964 liet Van Durme een groots repertorium verschijnen dat tot op
heden vier delen bedraagt.64 Een deel 4b staat op het punt te verschijnen. In
plaats van de dure publicaties zoals van Gachard die zijn bevindingen in de
kostbare regestvorm neerlegde, koos Van Durme voor een korte beschrijving
van de 'documents essentiels', vermeldde betrokken personen, zaken, plaat
sen enz. in indices en gaf in het begeleidende notenapparaat aan in welke bron
nenpublicatie de bron eventueel reeds eerder was uitgegeven.65 Het blijft ech
ter van belang die oudere bronnenpublicaties niet klakkeloos opzij te leggen.
Naast het feit dat men uitgebreider over de inhoud wordt ingelicht, wil het wel
eens voorkomen dat via de oudere geschriften op andere documenten gewezen
wordt.
In 1971 kon Parker aankondigen dat, onafhankelijk van Van Durmes in
spanningen, voor het Algemeen Rijksarchief te Brussel een gedeelte van het
door deze achterhaalde materiaal door H. de Schepper geordend zou worden
om te worden gemicrofilmd.66 Het moet echter bij al deze inspanningen ten
behoeve van een betere bereikbaarheid van de Spaanse bronnen toch als een
nadeel worden beschouwd dat voor het raadplegen en eventueel copiëren van
deze Brusselse 'dubbelen' nog steeds toestemming in Spanje moet worden aan
gevraagd.67
Qua afkomst zou hij wellicht niet voor deze bespreking in aanmerking zijn
22
gekomen, ware het niet dat Parker grote belangstelling toont voor de Neder
landse geschiedenis van de zestiende en zeventiende eeuw. Hij die vooral de
internationale aspecten van de Nederlandse geschiedenis in het oog houdt, is
één van diegenen afkomstig uit de Angelsaksische wereld die een verhoogde
belangstelling voor de Nederlanden ten toon spreiden.68 Eén van zijn initia
tieven was het indienen van een verzoek bij de Koninklijke Commissie van Ge
schiedenis in België om een vervolg op Gachards Correspondance de Philippe
ii onder haar auspiciën te mogen uitgeven.69 Hoewel het verzoek een positie
ve reactie van de leden van de Commissie opleverde, is van een dergelijke uit
gave, die dit keer in het Engels zou worden geredigeerd, tot op heden niets
gekomen. Wel verscheen in 1971 van Parkers hand de reeds vernoemde Guide
to the Archives of the Spanish Institutions in or concerned with the Nether
lands (1556-1706), waarmee hij zich ten doel stelde beter inzicht te verschaf
fen voor degenen die zich met Spaans-Nederlandse verhoudingen occuperen.
Deze Guide bevat gegevens over die Europese archieven en bibliotheken die
bronnenmateriaal aangaande de Spaans-Nederlandse verhoudingen herbergen;
de desbetreffende verzamelingen worden aangeduid, terwijl ook bestaande gid
sen en inventarislijsten niet onvermeld blijven. De opzet van de gids is door
Parker geënt op de inrichting van het Spaans bestuur; allereerst brengt hij dan
ook de Spaanse kroon met zijn adviescolleges onder de aandacht, alvorens hij
meer bekendheid tracht te geven aan de veelal moeilijk toegankelijke archie
ven van de diverse kapiteins- en gouverneurs-generaal. Tenslotte wijst Parker
op de verschillende financiële afdelingen en wijdt hij enkele paragrafen aan
de verschillende functionarissen in de Nederlanden.
Ondanks enige marginale kritiek kan deze gids tot voorbeeld dienen voor
andere gebieden.70 Overigens blijkt na bestudering van de gids opnieuw hoe
gering de Nederlandse betrokkenheid bij het openleggen van de archieven, die
betrekking hebben op de geschiedenis tussen Spanje en Nederland, geweest
is.71 Hopelijk geeft het Spaans-Nederlands cultureel verdrag - een soortgelij
ke overeenkomst bestaat tussen Spanje en België reeds meer dan 120 jaar - de
daaruit voortvloeiende bilaterale historische congressen, de toetreding van Span
je tot de Europese Gemeenschap, een positieve wending aan de voor Neder
land, in tegenstelling tot België, nog geringe belangstelling voor een gemeen
schappelijk verleden.
De opmerking die indertijd de Spaanse minister van Binnenlandse Zaken
D. Pedro José Pidal (1800-1865) ten overstaan van Gachard maakte dat het
beter zou zijn 'que c'est surtout pour les travaux d'intelligence qu' il n'y a plus
de Pyrénées' heeft ook in onze tijd nog niets aan actualiteit verloren.72
Noten
Drs. J. Ph. S. Lemmink (1956) studeerde in
1986 af in de Geschiedenis aan de Katholieke
Universiteit Nijmegen met als hoofdvak Nieu
we Geschiedenis. Ten behoeve van het docto
raalonderzoek verbleef hij gedurende de zo
mermaanden van 1984 in Spanje, mede
mogelijk gemaakt met financiële steun van het
'Nuyensfonds' en de 'Stichting Nijmeegs Uni
versiteitsfonds'. De aldaar opgedane bevindin
gen vormden de basis voor de doctoraalscriptie
die de navolgende titel meekreeg: 'Un mogo
muy cuerdo, modesto y honesto'. Philips Wil
lem, graaf van Buren, prins van Oranje in
Spanje (1568-1595) (niet uitgegeven doctoraal
scriptie Katholieke Universiteit Nijmegen, afde
ling Nieuwe Geschiedenis, 1986). Aan 'Excur
sus m' is onderstaande bijdrage ontleend, die
reeds, zij het in ietwat andere vorm, eerder
verschenen is in Ex Tempore, periodiek voor
de studierichting geschiedenis van de ku Nijme-
23