En hij voegt daaraan toe dat de bisschop op 15 mei 1419 gehuldigd wordt in de stad Groningen.17 Deze tekst is niet geheel duidelijk en roept een aantal vragen op. Feith, de uitgever van de kroniek, heeft dan ook naar de mening van dr. F. A. H. van den Hombergh, die een nieuwe editie voorbereidt, niet de best beschikbare tekstoverlevering gekozen als basis voor zijn uitgave. Bovendien is er een hand schrift dat dichter staat bij de Lemego-traditie, de voorganger van Benninge, die door de laatste in zijn geschrift wordt opgenomen en verwerkt. De tekst wordt dan een stuk duidelijker: Want de stat Groningen is van ambegyn gewest sonder middel onder den key- ser Henrick van Rome de starff to Uutrecht ende syn ingeweyde aldair begra ven is inden doem kercken Ende do gaff he den broderen dat cappede moncke plachten to heten alse regeleers to behoeff oren cledynghe ende vodinge ende substancie orer lichamen den hoff Groningen de gelegen is inde gravescap van Drenthe een guldene bulle dair van inholt de in Groningen ghepresenteert was in tiden biscop Ffrederick van Blanckenheem to Uutrecht de do dair wairt ge- holdet dair dat begyn der bullen vorschr. van is: In nomine sancte et individue trinitatis Henricus favente dei clemencia rex Date anno incarnacionis domini- ce mxl 0 Henrici regis tercii ordinis xra regni Actum Traiecti feliciter amen.18 Natuurlijk, in beide teksten is er verwarring over keizer Hendrik: niet Hen drik in, maar zijn vader Koenraad ii overleed in Utrecht; een verwarring die wellicht voor de schrijver nog groter werd door het feit dat ook Hendrik v in de Noordnederlandse bisschopsstad stierf. Bovendien komt het citaat van ge deelten van de oorkonde in deze maar ook in de vele andere manuscripten ver minkt over, maar toch in de laatst geciteerde tekst beter dan in de eerste. Toch is de eerste opmerkelijk, omdat hier medegedeeld wordt dat de oor konde zich in Holland bevindt en dat is geen onzin. Het stuk bevond zich in de tijd waarin het handschrift dat Feith uitgaf ontstond (midden zestiende eeuw), in Holland zoals later nog zal blijken. Een toevalstreffer door een verbaste ring van inholt in in Hollant of gebaseerd op kennis? Daarnaast is voor de geschiedenis van de oorkonde van 1040 van belang dat Lemego/Benninge vermeldt dat de oorkonde in 1419 in Groningen wordt ge presenteerd. De bisschop moet zijn rechten waar maken voordat hij ingehul digd wordt door zijn rechtstitels te tonen. Dat was geen onderneming zonder risico's. Als de oorkonde onderweg verloren zou gaan, en dat was helemaal niet uitgesloten ten gevolge van discrimina viarum of pericula guerrarum,19 dan zou het bewijsmiddel voor het recht verloren zijn. Vandaar dat op 24 april 1419 in Utrecht twee 'vidimussen' worden gemaakt. Dit zijn de oudste bewaard gebleven gewaarmerkte afschriften.20 Weliswaar is in 1359 een bevestiging van de oorkonde gegeven door Keizer Karei iv waarin de tekst is opgenomen maar geen bijzonderheden van de toestand van de oorkonde worden medegedeeld. Bovendien zijn slechts afschrif ten van deze bevestiging bewaard gebleven.21 Waarom in 1359 deze bevesti ging plaats vond is vooralsnog onduidelijk.22 Was de situatie van het perka ment toen al zo slecht als in 1419 zal blijken? In de vidimus van 1419 wordt voor de eerste maal een beschrijving gegeven van het uiterlijk van de oorkonde. Het is een notarieel instrument opgesteld in opdracht van de officiaal. In dit soort stukken gaat de notaris over het alge meen niet voorbij aan de uiterlijke kenmerken van het te transsumeren stuk zonder ze in het protocol op te nemen. De volgende bijzonderheden worden nu gegeven. Een aantal geestelijken, onder wie de secretaris van bisschop Fre- derik van Blankenheim, heeft uit het archief van de Dom een oorkonde van koning Hendrik gehaald die geauthenticeerd is manus sue proprie roboracio- ne ac auree sue ymaginis bulle insignicione ac signi sue imperialis maiestatis impressione. Deze terminologie is ontleend aan de tekst van de oorkonde. De toestand van het diploma is slecht: propter eius longevam vetustatem in ali- qua suiparte consumpta fuerit et attrita, elders ook nog corrupta et consump- ta. Het stuk lijkt ook niet geheel leesbaar te zijn, maar als dat al zo is dan blijkt daarvan in het afschrift niets. De handeling van het transsumeren vindt plaats in thesauraria superiori. In het jaar 1419 worden de posities van de bisschop en de stad Groningen duidelijk afgebakend. Aan het begin van de strijd tussen stad en bisschop staat al een verwijzing naar de koninklijke schenking van 1040. In 1399 wordt een verdrag gesloten waarin onder andere staat: want wy Burgermeister Raed ende ghemene stad van Groninghen ende die ge- richten van Groninghen staen ende menich hondert iare gestaen hebben van des keisers weghen ende ghyfte yn hand der kerken van Utrecht.23 In 1419 heeft Groningen een oorlog verloren en erkent zij de macht van de bisschop die gebaseerd is op wat staat in gueden Bullen van keyser Henrix en de Coning Coenraets ende oec des derden Conings Henrix gulden bullen.24 Dit wordt ook bevestigd in de oorkonde die door Burgemeesters en Raad en de gemene stad van Groningen wordt uitgegeven: overmits gifte des keysers ende der Roemscher koningen van welker gifte goede gulden ende ander bul len to Utrecht in den Doem siin.25 De bisschop is met het bewijs van zijn rech ten naar Groningen getogen. Of dat geweest is met het origineel van de schen king moet nu wel betwijfeld worden. Waarschijnlijk is hij in Groningen verschenen met een van de beide in 1419 vervaardigde 'vidimussen'. Uit het midden van de vijftiende eeuw dateert de volgende vermelding van de oorkonde. Na de dood van Philips de Goede in 1467 begon een andere wind te waaien.26 Karei de Stoute doet pogingen zich meester te maken van Fries land waartoe hij ook Groningen wenst te rekenen. Maar hij nodigt de Gronin gers wel apart uit voor een onderhoud dat op ongeveer 17 september moet plaats vinden in Den Haag. Die uitnodiging is waarschijnlijk in het begin van sep tember ontvangen. De kwestie Groningen duikt op 12 september in de Cameraars-rekeningen van Deventer op.27 Eerder al, op 2 september, worden de andere hete hangijzers tussen de hertog en de bisschop besproken op een maalstad te Windesheim, een vergadering van de steden Deventer, Kampen en Zwolle.28 Het betreft hier aanspraken van Holland op de venen tussen het Gooi en Utrecht en de Gaesbeekse kwestie.29 Dit overleg gebeurde op verzoek van de bisschop; de Groninger kwestie komt daar nog niet aan de orde. De juridische vraag is of de stad Groningen tot het Sticht Utrecht behoort of tot Friesland. In de afschriften van de stukken die een rol spelen in deze affaire en in Kampen bewaard worden, zijn steeds twee zinsneden onderstreept: 272 273

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 8