In memoriam Marius Roessingh 1931-1986 Marius Roessingh werd in Oosterbeek geboren als jongste zoon in een groot gezin. Zijn ouders waren afkomstig uit Drenthe, hetgeen aan hun spreken en de solide traagheid van hun optreden nog te merken was. Op de lagere school in Arnhem was Marius een grote blozende jongen met een vriendelijk gezicht die er wat ouderwets uitzag. De gebeurtenissen in september 1944 in Arnhem en Oosterbeek maakten een abrupt einde aan een geborgen, volgens vaste patronen verlopend bestaan in de bovenlaag van een gesloten provinciale gemeenschap. Van de ene op de an dere dag moest het onvoorstelbare verwerkt en de stap van de ene wereld naar de andere gemaakt worden. Een zuster van Marius werd gedood tijdens de ge vechten in Oosterbeek. Na de oorlog in Oosterbeek teruggekeerd groeide hij op bij zijn oudste broer en diens echtgenote. Marius en zijn broers deelden een grote belangstelling voor de natuur, die werd uitgeleefd in veldwaarnemingen en gedetailleerde studies van diergedrag. Marius bezocht het Stedelijk Gymnasium in Arnhem in de na-oorlogse op- bouwjaren in gezelschap van vrienden die zijn ervaring deelden. In Arnhem op het gynasium, later in militaire dienst en als student in de geschiedenis in Leiden ontwikkelde zich zijn belangstelling voor Azië: Nederlands-Indië door lange gesprekken met mijn grootmoeder Maria Dermout en met uit Indië ge repatrieerde medestudenten; China mede door zijn vriendschap met de sino loog Hans Bleijerveld. Hij bleef een enigszins excentrieke individualist, gewaardeerd door een aantal vrienden om zijn veelzijdige kennis en zijn hang naar gezelligheid, bewonderd door anderen om zijn vaak plotseling oplichtende luciditeit, ontzien in de stu dentenwereld om zijn grote kracht (Elfstedentocht 1955). Na zijn studie geschiedenis volgde de archiefopleiding. In 1963 werd hij bij het Algemeen Rijksarchief als chartermeester aangesteld. Als archivaris werd 346 hij vooral gevormd door mevrouw Meilink-Roelofsz die hem coachte bij het werk aan Het archief van de Nederlandse factorij in Japan 1609-1860. In deze periode breidde hij zijn belangstelling over een steeds breder terrein van de Nederlandse overzeese geschiedenis uit. Tal van onderzoekers konden van zijn toenemende kennis en ervaring profiteren. Voor hemzelf was ongetwijfeld een verblijf van een jaar (1968-1969) op de Nederlandse Antillen een hoogtepunt van zijn carrière. Na zijn terugkeer in Nederland volgde in 1971 zijn benoeming tot hoofdchartermeester. Een ernstige psychische depressie begeleidde in 1972 het uiteenvallen van zijn huwelijk en zijn onvermogen om de ambtelijke en managementaspecten van zijn werk in te vullen. Marius was geen manager, zijn schitterend verstand leende zich het best voor onderzoek, inzicht in complexe samenhangen en de overdracht van dit inzicht aan onderlegde individuen. Na een langzaam her stel volgde nog een periode van tien vruchtbare jaren, waarin Marius, gesteund door de kracht van zijn tweede echtgenote en in de beschutting van de Tweede afdeling van het Algemeen Rijksarchief, medewerkte aan de serie bronnen gidsen die als Guides to the sources for the History of the Nations onder auspi ciën van Unesco door Saur zouden worden uitgegeven. Met name uit Sources of the History of Asia and Oceania in the Netherlands blijkt dat dit terrein zijn grote liefde had. Onderzoekers uit de hele wereld maakten gebruik van zijn hulpvaardigheid en verbazende eruditie. Hoewel hij in toenemende mate eenzelvig en naar binnen gekeerd was trok ken bij tijd en wijle de wolken weg boven het koele heldere meer van zijn ver stand en gunde hij zijn vrienden een blik in de serene diepte. Het laatste jaar van zijn leven werd vervuld met een strijd tegen de depressie waarvan de uit slag lang onzeker bleef. Op 2 maart 1986 besloot hij zelf de strijd te beëindi gen. Een week later kwam het bericht dat de Rijksgeneeskundige dienst hem blijvend ongeschikt voor zijn werk had verklaard. Bas Kist Conservator bij de afdeling Nederlandse geschiedenis van het Rijksmuseum in Amsterdam 347

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 45