en toekomstige hulpverlening. Indien tevens wordt geregistreerd met een an der oogmerk, is expliciete toestemming van de patiënt vereist. Hetzelfde geldt voor gebruik in de vorm van herkenbare publikatie.3 Voor geanonimiseerd ge bruik is nooit toestemming van de patiënt vereist. Bewaartermijnen en rech ten van de patiënt met betrekking tot vernietiging zijn dan buiten toepassing. De wijze waarop gegevens worden geregistreerd - per computer of in dossiers - is met van invloed. Bij geautomatiseerde bestanden zijn er voldoen de technische mogelijkheden om verouderde gegevens uit te wissen. Bij huisartsen worden de patiëntgegevens veelal op één kaart geschreven. Zo lang de patiënt het contract met zijn huisarts niet verbreekt, zal deze kaart be waard moeten worden. Zij bevat immers informatie - zoals personalia, bloed groep, allergieën-die actueel blijft. Wat de bijlagen bij de huisartsenkaart betreft, kan men hetzelfde criterium hanteren als voor gegevens van de ove rige behandelend artsen geldt. Als actualiteitscriterium zou ik willen voorstel len. is redelijkerwijze te verwachten dat enig behandelend arts dit specifieke gegeven bij eventuele toekomstige gezondheidsproblemen van de patiënt no dig heeft ten behoeve van diagnostiek of therapie? Ten aanzien van dezelfde gegevens die in verschillende dossiers bewaard worden - de ontslagbrief bij verzender en ontvanger bijvoorbeeld - kan men nog toevoegen dat de ontvanger na het einde van de bewaartermijn altijd mag vernietigen terwijl de verzender aan het geformuleerde criterium moet voldoen alvorens hij tot vernietiging mag overgaan. Hij beschikt immers over de stuk ken die de brief adstrueren. De problematiek van de bewaartermijnen spitst zich derhalve toe op de cu ratieve en non-curatieve zorg alsmede op bewaring in verband met juridische geschillen. Bewaartermijnen Een bewaartermijn is de termijn waarbinnen medische gegevens niet vernietigd mogen worden. Het doel van de termijn is tweeledig. Allereerst de voorkoming van vroegtijdige vernietiging, in de tweede plaats het tegengaan van niet meer zinvolle bewaring. Bewaartermijnen moeten als een minimumvoorwaarde wor den gezien waarop uitzonderingen mogelijk zijn. Vergaande differentiatie in de lengte van de termijnen, zoals verderop bepleit, biedt voor een deel soelaas tegen te snelle vernietiging. Er zijn, naar ik meen, zes criteria die de lengte van de bewaartermijn bij een medische indicatie tot bewaren bepalen. Het zijn: 1 einde behandelingsrelatie 2 be m^derjarigheid de datum waar°P de patiënt de eenentwintigjarige leeftijd 3 soort specialisme 4 soort gegevens: verouderend of actueel blijvend 5 het al of niet erfelijk zijn van ziekte of gebrek 6 soort medische zorg: curatief of non-curatief. 304 Ad 1 Met de datum van het einde van de behandelingsrelatie bedoel ik het laatste con tact tussen arts en patiënt terzake van de aandoening waarop de bewaarde gegevens be trekking hebben. Dat houdt in dat een juridische procedure over een behandeling tot het behandelingscontact gerekend moet worden. Zolang verschil van mening bestaat over de juistheid van de behandeling is er contact dat op die behandeling betrekking heeft en zullen de gegevens bewaard moeten blijven. Het einde van de rechtsstrijd is hier het begin van de bewaartermijn. Ad 2 Ten aanzien van minderjarigen is het beter te spreken van het bereiken van de eenentwintigjarige leeftijd dan over het bereiken van de meerderjarigheid. Het huwelijk van een minderjarige heeft meerderjarigheid tot gevolg, waardoor de bewaartermijn wordt bekort.4 Ad3 Ook het soort specialisme kan van invloed zijn op de termijn. Bij sommige aan doeningen en bij sommige therapeutische handelingen is te verwachten dat zich na een langere termijn dan de gestelde bewaarperiode verschijnselen kunnen voordoen die sa menhangen met of voortvloeien uit de oorspronkelijke kwaal of behandeling. Ad 4 Ten aanzien van de soort gegevens moet een onderscheid gemaakt worden in ver ouderende en actueel blijvende gegevens. Per specialisme zal aangegeven moeten wor den welke medische gegevens verouderen en welke actueel blijven. Het criterium voor het maken van een onderscheid moet men zoeken in de toekomstige actualiteitswaarde. Tot de vorming van dit criterium dragen bij de aard van de diagnose, de aard van de therapie en de gebondenheid van de vastgelegde informatie aan de actualiteit van de be handelde aandoening. Bij samenloop van verschillende termijnen zal de langste geko zen moeten worden. Invloed van de patiënt De vraag komt op of een patiënt invloed kan uitoefenen op de lengte van de termijn. Mogelijk is dat een patiënt een arts verzoekt om de op hem betrek king hebbende gegevens langer te bewaren dan de aangegeven termijn. Het staat de arts vrij hier al dan niet op in te gaan. Wil de arts hier niet op ingaan dan staat voor de patiënt de weg open om afgifte van copieën te eisen en op deze wijze de informatie zelf te bewaren. Overigens is verdedigbaar dat een patiënt na afloop van de bewaartermijn aanspraak kan maken op afgifte van de originele stukken. Naar ik meen heeft een patiënt echter nimmer de moge lijkheid om met succes te eisen dat de bewaartermijn wordt bekort. De reden hiervoor is dat een arts het recht moet blijven houden om zich gemotiveerd te verdedigen tegen tuchtrechtelijke klachten, strafrechtelijke verdenkingen en civielrechtelijke claims. Door de patiënt een vernietigingsrecht toe te kennen binnen de bewaartermijn, kan de verdediging van de arts op onaanvaardbare wijze worden gefrustreerd. Als men de patiënt een vernietigingsrecht binnen de bewaartermijn zou willen toekennen, zou dit gepaard moeten gaan met het tenietgaan van het recht van de patiënt om een tuchtklacht in te dienen en scha devergoeding te vorderen. Dit laat onverlet het recht van derden, zoals de In specteur van de Volksgezondheid, om te klagen. Mijn bezwaar dat de verdedi ging in een strafzaak gefrustreerd wordt, blijft overeind. Een vernietigingsrecht binnen de bewaartermijn leidt tot de mogelijkheid bewijsmateriaal in strafza ken te laten verdwijnen. Dit bezwaar is niet zo groot als het op het eerste oog lijkt. In beginsel hebben opsporingsambtenaren namelijk geen inzage in me dische dossiers.5 Via het inzagerecht van de patiënt kunnen zij echter wel ken- 305

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 24