derland achter. Automatisering dwong de Amerikaanse archivarissen echter tot vormen van samenwerking en standaardisering en daarmee is nu een begin gemaakt. In de afgelopen vier jaar zijn zij er in geslaagd een gemeenschappelijk for mat te ontwikkelen voor uitwisseling van gegevens uit archiefbestanden. Er is een begin gemaakt met een nationaal on-line bevraagbaar archief informatiesysteem. Daarbij is aansluiting gezocht bij in de bibliotheekwereld reeds bestaande informatiesystemen. Automatisering en de keuze om aanslui ting te zoeken bij bibliotheekinformatiesystemen hebben geleid tot hernieuw de aandacht voor theorievorming op het terrein van terminologie en orde ning.12 Het heeft bijvoorbeeld geleid tot een herbezinning op het principle of provenance, een beginsel dat door onze Amerikaanse collega's veel minder strin gent wordt toegepast. U. Haller's artikel 'Processing for Acces' dat de voor delen van provenancial arrangment beschrijft, is niet veel meer dan een be schrijving van de ordeningsmethoden zoals de Nederlandse archivarissen die sinds jaar en dag gebruiken maar die voor onze Amerikaanse collega's 'iets nieuws' is.13 Opvallend is dat het in de Verenigde Staten juist een aantal automatiseer ders pursang is dat tot een herwaardering (lees: opwaardering) van het princi ple of provenance als zoekinstrument pleit. Zeer lezenswaardig is het artikel van D.Bearman en R.Lytle, 'The Power of Provenance'.14 De gebruikers, vraagstellingen en methoden van onderzoek Over de volgorde in de aanpak van automatisering kan verschillend gedacht worden, maar begint men met automatisering van de eigen werkzaamheden dan is toepassing van de mogelijkheden van de computer ten behoeve van het beschikbaar stellen in de studiezaal een logische stap. Het denken over automatisering van het beschikbaar stellen dient te begin nen bij de gebruiker. Het dient te beginnen met een onderzoek naar de gebrui kers van de archieven, naar de wijze waarop zij gebruik maken of zouden wil len maken van de archieven. Zij maken op dit moment gebruik van ons niet geautomatiseerde gegevensbestand, zij moeten betrokken worden bij de ont sluitingswerkzaamheden, nu automatisering nieuwe mogelijkheden biedt. Wat weten we eigenlijk van onze bezoekers? Wie zijn het, wat willen zij weten en hoe gaan ze te werk? Op de eerste vraag is een antwoord te geven. Aantallen zijn over het algemeen bekend; allerlei onderverdelingen, in genealogische en niet-genealogische onderzoekers, worden in jaarverslagen vermeld. Maar op het terrein van de door hen gebruikte of wenselijk geachte toegangen is, voor zover mij bekend, weinig fundamenteel onderzoek gedaan. Het dichtst bij de ze vraagstelling kwam de in 1982 door de Vereniging ingestelde Commissie Ar chieven en Hoger Onderwijs. In die Commissie is aandacht besteed aan de vraag: wat kan het archief van studenten verwachten en wat mag de student uit het hbo en universitair onderwijs van archieven verwachten? De belangrijkste constateringen waren dat vooral aan de kant van de studenten betere voor lichting over de mogelijkheden van het archief en betere voorlichting over ont sluitingsmethodieken tot een beter resultaat zou kunnen leiden. Over de be- 286 schikbare toegangen als zodanig werd niet gesproken, noch over de wenselijk heid van andere toegangen, noch over de mogelijkheden van automatisering.15 Ook het eerder aan gebruikers gewijde congres van de Vereniging in Utrecht in 1979 heeft weinig aan het licht gebracht dat tot een fundamentele herbezin ning aanleiding kon geven. Maar gezegd moet worden dat in beide gevallen automatisering nog achter de horizon lag. Alleen de broncommentaren kun nen gezien worden als een vrucht van een dergelijke herbezinning, maar ook daar was automatisering niet in het geding. Voor methodologie van het archiefonderzoek geldt hetzelfde, dat wil zeg gen, zowel aan de universiteit als de archiefschool wordt aandacht besteed aan het vak, echter altijd uitgaande van de bestaande hulpmiddelen. Onderzoek naar nieuwe mogelijkheden heeft minder aandacht. Willen wij echter overgaan tot automatisering van het beschikbaarstellingsproces, willen we weten waar automatisering ons kan ondersteunen, dan moet begonnen worden met een systematisch onderzoek naar dit proces, naar de aard van de bezoekers, hun vraagstellingen en hun zoekstrategieën. Systematisch, want bij voorbeeld op het laatstgenoemde terrein weten we meer uit ervaring dan uit systematisch onderzoek. Iedere chef studiezaal kan uit eigen waarneming zonder dralen uiteen zetten hoe het onderzoek- en vraagproces in elkaar steekt. Hij is daarin zelf namelijk een onmisbare schakel. Om te beginnen hebben veel onderzoekers moeilijkhe den met het formuleren van hun vraag. De oorsprong van de vraag komt veel al voort uit citaten uit literatuur of uitgegeven bronnen. Vaak zullen vragen neerkomen op vragen naar namen of onderwerpen. Als de literatuur goed gean noteerd is, zal de beantwoording weinig problemen opleveren en kan het be trokken archiefstuk snel teruggevonden worden. Weinig bezoekers zullen recht streeks naar een archiefstuk of bestanddeel vragen. Meestal zal de archivaris de vraag van de bezoeker naar een archief toe moeten vertalen. Onduidelijk is in hoeverre de bezoeker zijn vraag aan de archivaris al afstemt op de (be perkte) mogelijkheden die hem in het zoekproces ter beschikking staan. Vraagt hij wat hij wil vragen of wil hij eigenlijk iets anders weten. Sommigen hebben een specifieke vraag, bij voorbeeld genealogen, anderen hebben een meer al gemene vraagstelling. Zij willen bij voorbeeld iets weten over de houding van de overheid jegens de kerk in de negentiende eeuw. De laatste categorie onder zoekers zal, gebruik makend van archievenoverzichten en archiefschema's in inventarissen, allerlei archiefbestanddelen raadplegen en zelf al doende zijn vraagstelling bijstellen. Het verschil tussen de eerste en de tweede vraagsteller is dat de eerste één antwoord wil hebben op een specifieke vraag en niet tevre den is voordat hij dat antwoord heeft. De tweede vraagsteller is uit op meer algemene noties. Hij behoeft niet alle beschikbare informatie te zien. Zodra hij voldoende gegevens heeft om zich een beeld te vormen, zal hij stoppen. Hij weet dat hij niet alles kan zien en legt zich daarbij neer. Degenen die dat doen, bevinden zich overigens in het goede gezelschap van niemand minder dan Fernand Braudel. In de inleiding van zijn geschiedenis van de wereld van de middellandse zee ten tijde van Filips II zegt hij: 'No history can be writ ten without precise knowledge of the vast resources of its archivesTo prospect and catalogue these mines of purest historical gold, would take not one life time, but at least twenty. Need I confess that I have not been able to examine 287

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 15