Kroniek Persoonlijke archieven van politici Op 26 maart 1986 vond dc aanbieding plaats van de Inventaris van het persoon lijk archief van A. J. Rietveld over de jaren 1938 1984, samengesteld door F. F. J. M. Geraedts en G. J. Mentink in het Rijksarchief in Gelderland. Van de bij die gelegenheid door de heren Mentink en Rietveld uitgesproken teksten volgen hieronder enkele fragmenten. Recente politieke archieven worden door de archiefdiensten nog weinig geacquireerd. Terecht often onrechte? Is de Gel derse aanzet een navolgingswaardig voorbeeld of een heilloze weg? Drs. G. J. Mentink, rijksarchivaris in Gelderland Decennia geleden, in de jaren '50, begon het Algemeen Rijksarchief in Den Haag de persoonlijke archieven van voornamelijk in Den Haag operende po litici en ambtenaren in bewaring te nemen. Ministers, staatssecretarissen, frac tieleiders, secretarissen-generaal en dergelijken. Belangrijk om vele redenen, hoewel maar zeer weinigen dat op dat moment inzagen. Belangrijk, want het was toen al duidelijk - en sindsdien steeds duidelijker geworden - dat de wer kelijke argumentatie die achter voorstellen, moties en dergelijke steekt maar zelden, in ieder geval zeer onvolledig, uit officiële stukken blijkt, nu deze stukken gaandeweg openbaar worden. Sinds het begin van de jaren '70 worden we daar door ook in Nederland verblijd met een stuk werkelijke openbaarheid van besluitvorming. We kijken als het ware van dag tot dag mee in de keuken van politiek en ambtelijk Nederland. Eén ding, naast veel anders, valt daaruit steeds te leren: het ging steeds veel genuanceerder, ingewikkelder, menselijker, plat vloerser maar ook boeiender en anders toe dan de tijdgenoot zelve uit radio, krant en officiële voorlichting gewaar werd. Televisie was er toen nog niet. Niet dat dat alles nu nieuw is in de wereld: de Engelse democratie kent op dit punt een veel hechter en langer traditie. Maar begrijpelijk is het wel: het Engelse par lement is immers de moeder van alle parlementen. De vorm die de Engelsen kozen was ook nog weer iets anders en nóg directer: na vier jaar publiceert men z'n - natuurlijk subjectieve - memoires die dan na dertig jaar nog eens door historici gecontroleerd kunnen worden want dan gaan óók alle officiële archie ven open. Niet veel van dat alles buiten Engeland en in Nederland buiten het Haagse! Van de persoonlijke papieren van Staten- en Raadsleden gaat zeer veel verlo ren. Van veel Kamerleden trouwens ook. Er zijn mensen die zeggen dat dat niet zo onoverkomelijk is. Men hecht er niet zo aan; men ziet de waarde nauwe lijks in. Ik moet bekennen, dat dat ook mijn deel werd toen ik in 1978 en 1982 252 trachtte persoonlijke archieven van Statenleden te acquireren. 'Ach meneer, dan kan nooit belangrijk zijn' of beter nog: 'beste meneer, ik heb helemaal geen archief!' of onbegrijpelijker nog: 'mijn archief is van geen enkel belang want het werk van Provinciale Staten is maar zeer bescheiden van aard', kort om: het succes was niet zo groot. Reden om op te geven? Zeker niet. Het is ook nu nog mijn gevoelen dat werkelijke openbaarheid van bestuur zeer ge diend is met inventarissen van de persoonlijke stukken en daardoor, zij het pas na 25 a 30 jaar, gedegen bestudering van de faits et gestes van politici. En op zoiets mag de burger ook rekenen; ze hebben er een zeker 'recht' op. Politi ci hebben er namelijk voor gekozen een openbaar 'ambt' te bekleden. Om nu ter zake te komen. In 1978 en 1982 werden enkele belangrijke archie ven van Staten-leden geacquireerd. Bij nadere bestudering van de archieven rees bij mij de gedachte een van die archieven geheel langs klassieke weg te behandelen om daardoor proefondervindelijk te tonen wat een inventaris is en wat de waarde van een dergelijk apparaat. De keuze viel in 1982 op het ar chief van A. J. Rietveld, toen (in 1982) het ernaar uitzag dat hij niet meer in de Staten zou terugkeren; het archief leek inhoudelijk interessant en bovenal: het was betrekkelijk klein en overzichtelijk van omvang: 3 meter. Ik zeg, denk ik, niet te veel als ik u verklap dat de heer Rietveld (en zijn echtgenote) eerst gaandeweg voor mijn 'drammen' bezweken. Ze vonden het maar eng. Maar tenslotte werd de aanvankelijke argwaan en 'zeker' onbegrip (over archieven is tenslotte maar aan weinigen iets bekend) weggenomen en de samenwerking hartelijk. Zo hartelijk dat de heer Rietveld ons ook z'n persoonlijke aanteke ningen in bewaring gaf, waarvan hij aanvankelijk aannam dat ze voor ons zon der enige waarde waren. Over het archief zelf dan het volgende. Het is in bewaring gegeven: de inbe- waringgever (en zijn nabestaanden) blijven dus eigenaar en kunnen desgewenst het archief terugvragen. Het archief is openbaar voorzover de stukken ouder zijn dan 25 jaar. De heer Rietveld heeft ermee ingestemd vooruit te lopen op een wettelijke regeling die ervan uitgaat dat archivalia openbaar zijn na 25 jaar en niet zoals nu, zolang de Archiefwet 1962 nog geldt, 50 jaar. Het archief bevat zijn persoonlijke stukken en, om me tot het college van Gedeputeerde Staten te beperken, de neerslag van zijn aanwezigheid in hun midden van 1974 tot oktober 1982. Want toen we reeds enige tijd aan het werk waren werd duidelijk dat de heer Rietveld, in tegenstelling tot de verwachting, nog een derde maal in de Staten zou terugkeren. We hebben de inventaris daar om afgesloten op 23 oktober 1984: één dag voor zijn terugkeer in de Staten op 24 oktober 1984. Het archief is inhoudelijk zeer interessant. Maar juist op dit punt past, ge zien de 25-jarige stilte, grote terughoudendheid. Zonder ook maar ergens in houdelijk op in te gaan vertel ik geen nieuws wanneer ik u meedeel dat de vele en zeer uitgebreide aantekeningen van de heer Rietveld voor de politieke ge schiedenis van Gelderland en die van de Partij van de Arbeid in Gelderland en Arnhem in het bijzonder van zeer grote waarde zullen blijken te zijn... 253

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 38