Mentaliteitsgeschiedenis Samenvatting van een studiedag1 J. Wie land Inleiding Mentaliteitsgeschiedenis staat, neutraal uitgedrukt, in de belangstelling. Voor aanstaand in Nederland voor deze wijze van benadering van het verleden is pro fessor Frijhoff, hoogleraar Maatschappijgeschiedenis aan de Erasmus Univer siteit te Rotterdam. Een opleiding en een ruime onderzoekservaring in Frankrijk hebben ongetwijfeld aan deze positie bijgedragen. In een recent artikel in het Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 'Impasses en beloften van de mentaliteitsgeschiedenis',2 maakt Frijhoff een tussenbalans op voor wat betreft de mogelijkheden van onderzoek naar mentaliteit, gedrag, beeldwereld of hoe de aansluitende, overlappende en verschuivende begrippen ook mogen heten. In het besluit van genoemd artikel wordt het belang, of eer der nog de absolute noodzaak van 'een zo concreet, volledig en descriptief mo gelijk veldwerk' onderstreept. Met name deze nadruk was aanleiding Frijhoff te vragen in het Rijksarchief in Limburg een studiebijeenkomst te willen lei den over mentaliteitsgeschiedenis. Voor deze bijeenkomst werden Limburgse en enkele perifere, historici uitgenodigd die betrokken zijn bij het beheer van (archiefbronnen.3 De achterliggende gedachte daarbij was dat archivarissen weliswaar een grote kennis hebben van bronnen, beheer en kritiek, veldwerk zo men wil, maar dat de interpretatie, de beschouwingswijze van het materi aal en de theorievorming over de benadering van het verleden onder de druk en de, vaktechnisch bepaalde, aard van de werkzaamheden van alledag weinig aan bod komen. Toch blijft de noodzaak om adequaat op nieuwsoortige vraagstellingen aan het materiaal door onderzoekers te kunnen reageren. De vertaling van de vraag van een onderzoeker naar bijvoorbeeld landschapsbeheer in de negentiende eeuw, het denken daarover in die tijd, of het ondergaan van de natuur, de ver taling van dergelijke vragen naar concrete archiefstukken is een probleem voor zowel onderzoeker als beheerder van de informatiebronnen. Het gaat bij een geschiedbeoefening die meer wil zijn dan een vaststelling en aaneenrijging van feiten,4 hoe honorabel en noodzakelijk overigens ook, immers om bronnen die indertijd aangelegd zijn voor een ander, administratief, doel. Doop-, huwelijks- en overlijdingsregisters werden door de pastoors aangelegd ingevolge een besluit van het Concilie van Trente, met het oog op het sluiten van huwelijken.5 Ze 236 worden nu niet alleen gebruikt voor genealogische vaststelling van geboorte data enz., maar sedert enige decennia eveneens voor demografisch onderzoek, dat wil zeggen ze krijgen een andere, afgeleide, betekenis. Vermeld zij in dit verband dat kennis van het oorspronkelijke doel waarvoor een document is opgemaakt, van essentieel belang is voor het juist interpreteren van de er in opgenomen gegevens. Memories van successie bijvoorbeeld vormen een zeer rijke bron voor, onder meer, sociaal-historisch onderzoek. Men zal echter nooit uit het oog mogen verliezen dat ze oorspronkelijk opgemaakt werden en wor den ten behoeve van belastinginning. De in deze stukken vermelde gegevens zijn, men zou bijna zeggen derhalve en per definitie, niet zonder meer betrouw baar.6 Zij behoeven een interpretatie en een correctiefactor. Tegen deze achtergrond is mentaliteitsgeschiedenis des te uitdagender om dat daar de afstand tussen concrete bron en afgeleide betekenis dikwijls zeer groot is en slechts (speculatief) overbrugd lijkt te kunnen worden door aan andere disciplines als culturele antropologie en psychologie begrippen en the orieën te ontlenen. Als (overigens in het geheel niet doordacht en volstrekt ver zonnen) voorbeeld mag het volgende dienen: het feit dat eind negentiende eeuw bij het ene departement in Den Haag de schrijfmachine eerder zijn intrede deed dan bij het andere, betekent dit dat men daar vooruitstrevender was? En zo ja, gold dit dan ook voor de eigenlijke beleidsterreinen van dat departement? De vraag naar het waarom, naar een andere werkelijkheid, een samenhang achter de feiten, is voor de historicus van oudsher de kernvraag. De laatste vijftig jaar wordt, onder meer onder invloed van de Franse Annates, getracht met behulp van quantitatieve werking van gegevens een antwoord op die vra gen te geven, met name ook op het terrein van de mentaliteitsgeschiedenis.7 Teneinde het onderwerp van de studiedag wat concreter te maken werd een thema gekozen, ontleend aan een artikel van Orbons en Spronck in de Publi cations van 1966, 'Limburgers worden Nederlanders'.8 Omdat een historisch proces zich zelden lineair en eenduidig voltrekt, kreeg het thema als noodza kelijk complement en contrapunt toegevoegd de ondetitel 'Limburgers wor den Limburgers'. Tenslotte werd aan de deelnemers aan de studiedag gevraagd te bestuderen: Michel Vovelle, Mentaliteitsgeschiedenis. Essays over leef- en beeldwereld.9 Drie actuele inhouden van het begrip mentaliteitsgeschiedenis10 Men kan drie manieren onderscheiden om mentaliteitsgeschiedenis te benade ren. 1 In de eerste betekenis wordt mentaliteit gezien als een inhoudelijk begrip. De geschiedenis ervan gaat dan over wat men denkt, wat men voelt, over de ideeën die leven. In die betekenis staat mentaliteitsgeschiedenis dicht bij ideeën- en cultuurgeschiedenis. Een klassiek voorbeeld is Lucien Febvre's boek over Ra belais.11 Als nadeel valt te noemen dat deze variant zich eigenlijk voorname lijk bezighoudt met de elite en de elitecultuur, met diegenen die zich schrifte lijk weten uit te drukken, met hun begrippen. 2 In de tweede betekenis is de psycho-genetische of psycho-historische compo nent belangrijk. Met een aan de psychologie en psycho-analyse ontleend be- 237

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 30