Winst aan bergruimten door verrijdbare ar chief stellingen? F. J. J. Mulder Inleiding De heersende opvatting dat vervanging van vaste door verrijdbare archiefstel lingen 34 - 45% bergingswinst oplevert moet, wat het merendeel der bestaan de depotruimten aangaat, als niet juist aangemerkt worden. Deze opvatting bestaat niet alleen bij archiefbeheerders, doch is mede voelbaar bij fabrikan ten van archiefbergingsmeubilair. Bij de eerstgenoemden komt zulks voort uit onvoldoende bekendheid met een aantal bouw- en constructie-technische fac toren en bij de laatstgenoemden uit onvoldoende bekendheid met de details der voor de bouw en inrichting van bewaarplaatsen voor unica bestaande voorschrif ten en met het feit dat er een aanmerkelijk verschil bestaat tussen berging en beheer van commercieel en van cultureel-wetenschappelijk archief. Naar aan leiding van vragen binnen de rijksarchiefdienst zijn van een aantal depotruim ten van verschillende rijksarchieven schetsmatige herindelings-overzichten ge maakt. Daaruit blijkt dat de ruimtewinst tot 12 14% beperkt bleef; tegenover de omvangrijke ingreep en investering een ruimtewinst van geringe betekenis. Kort gesteld is het zo dat verrijdbare stellingen alleen dan een ruime bergings winst opleveren wanneer, bij een ontwerp, eerst de omvang, de vorm en de in deling van een stellingensysteem worden vastgesteld en daarna de vorm en af metingen van en de toegangs- en doorvoerwegen in een depotruimte. Door omstandigheden kon (kan) de bovengenoemde volgorde niet altijd toe gepast worden. Oorzaken zijn onder andere: a enkele archiefdiensten zijn gehuisvest in bestaande gebouwen en/of gebouwen die niet geheel aan de, in de loop der jaren, toegenomen functies van het ar chiefwezen kunnen voldoen b de locatie en de vorm van een ter beschikking zijnde bouwplaats dwong (dwingt) tot beperkingen c de toepassingsmogelijkheid van verrijdbare stellingen heeft een ontwikkeling doorgemaakt: zowel binnen als buiten het archiefwezen waren de mogelijkhe den onvoldoende bekend. 214 2 Depotruimten Ruimten voor de berging, het beheer en behoud van cultureel-wetenschappelijk archief moeten voldoen aan daarvoor vastgestelde eisen. Naast bouwkundige voorschriften zijn er eisen ten aanzien van stellingen, de verlichting en de kli maatbeheersing. Mede in verband met het energieverbruik en een efficiënt func tioneren van de laatstgenoemde voorzieningen wordt, bij een ontwerp van een depotruimte, de daarin maximaal noodzakelijke hoogte nauwkeurig overwo gen. Voor moderne archiefbewaarplaatsen wordt doorgaans een hoogte 'bo venkant vloer tot onderkant plafond' van 265 of 275 cm aangehouden. Afgezien van eventueel aanwezige en tot een bouwconstructie behorende portaal- of balksystemen, kunnen tegen of langs een plafond verlichtingsar maturen, rookdetectors, luchtbehandelingskanalen, (droge) pijpleidingen en andere voorzieningen aangebracht zijn. Bij een oorspronkelijk indelingsont- werp met vaste stellingen is daarmee doorgaans rekening gehouden en zijn de ze voorzieningen zodanig aangebracht dat toepassing van gunstige en unifor me stellinghoogte mogelijk is. Bij vaste stellingen, waar de verlichting parallel aan de lengteas der stellingblokken is aangebracht, bevindt de verlichting zich boven een gangpad tussen twee stellingblokken (zie figuur 1). Figuur 1 215

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 19