Onze negentiende-eeuwse voorgangers zijn bijna allemaal een beetje bezig ge
weest zoals de Deen Wegener. Zoveel mogelijk verzamelen en beschrijven, ge
rangschikt naar onderwerp of datum, kaartenbakken, registers vol. Omdat het
met die methode spaak liep, bedrijfseconomisch en conceptueel, kwamen
scherpzinnige archivarissen hier en elders op het Provenienzprinziphet her-
komstbeginsel. Ook zonder Mullers bewijsvoering heeft dat beginsel zijn waarde
bewezen, en bewijst het nog steeds.
5
Het herkomstbeginsel en de computer
Het herkomstbeginsel (of zoals het nu, met een beperktere definitie, heet: het
bestemmingsbeginsel) zal het uitgangspunt voor de archivistische automatise
ring moeten zijn. Natuurlijk is het mogelijk de computer bij het indiceren of
inventariseren in te schakelen. Heel goed zelfs, maar dan niet met als doel het
scheppen van een grote amper gestructureerde gegevensbank van archiefbe
schrijvingen en trefwoorden. Zo'n allesomvattende elektronische kaartenbak
is niet de oplossing van de vraag naar informatie van de onderzoeker, al lijkt
hij het wel. De gegevens zullen gestructureerd vastgelegd moeten worden en
niet zomaar op een hoop. Zo zou landelijk, regionaal of lokaal een beperktere
database ontwikkeld kunnen worden op het eerste niveau van archievenontslui-
ting: het archievenoverzicht. Zelfs Frankels vijfde generatie computer lijkt niet
verder te gaan dan dit eerste niveau.7 Eventueel kan aan elke beschrijving van
een archief een aantal trefwoorden worden toegekend. Om gegevensuitwisse
ling op een zinvolle manier mogelijk te maken zal het toekennen van die tref
woorden wel gecontroleerd moeten gebeuren, al of niet met behulp van een
(institutioneel gerichte) thesaurus.
Op het tweede niveau van ontsluiting, de inventaris, zal mijns inziens minder
plaats zijn voor grootschalige geautomatiseerde bevraging. Het heeft ook niet
zoveel zin in de meeste gevallen. Waarom zou je vanuit Terneuzen op een huis
computertje in de inventaris van het archief van de postduivenvereniging van
Rodeschool kunnen kijken? Bovendien worden bij online retrieval, rechtstreekse
bevraging van geautomatiseerde systemen, de beschrijvingen van de bestand
delen geïsoleerd benaderd. En is niet juist de meerwaarde van de inventaris,
dat de structuur van het archief, de onderlinge verbanden tussen de stukken
zichtbaar worden gemaakt? Is niet een inventaris meer dan de som van de af
zonderlijke beschrijvingen?
De Handleiding is een oud boek, didaktisch zeker verouderd en aan vernieu
wing toe. Maar het is niet verwonderlijk dat ze 1984 heeft gehaald. De idee
erachter is goed en geldt nog steeds, ook paragraaf 19, dat bij de ordening van
een archief slechts in de tweede plaats op de belangen van het historisch on
derzoek moet worden gelet. (Met die belangen moet dus wel rekening gehou
den worden.) Nu de techniek nieuwe mogelijkheden biedt, is het zaak deze te
benutten, maar zonder zich het hoofd op hol te laten brengen.
De vooruitgang kan ook zijn schaduwzijden hebben. Fruin, Mullers wapen
broeder van de Handleiding, maakte in zijn jaarverslag als rijksarchivaris in
112
Zeeland van 1897 met ingenomenheid melding van het aanbrengen van een
elektrische schel. Bij afwezigheid van de commies-chartermeester of de con
cierge behoeven bezoekers of postbeambten nu niet meer onverrichter zake
terug te keren als de rijksarchivaris in een der bovenlokalen vertoeft. 'De aan
gebrachte schel is dus wel eene groote verbetering, maar geeft weer aanleiding
tot het andere inconvenient, dat er nu ook geene boodschap komen kan, of
ik ben verplicht open te doen. Het gemis van een vasten concierge doet zich
hier in hooge mate gevoelen.'8
Noten
1 s. MULLER FZN in nab 16 (1907/1908) 8-16;
p.j. horsman en j. p. sigmond, Het land van
herkomst ('s-Gravenhage 1984) 55.
2 e.wiersum, 'Het Provenienzprinzip', in: nab
15 (1906/1907) 156; Land van herkomst 48.
3 g.w.a. panhuysen, 'De herziening van de
Handleiding. De Nederlandse oorsprong van
het "beginsel van herkomst'", in: nab 62
(1957/58) 28-36.
4 vroa 1865- 1877 (1878) 148-149; ik ben op
deze passage door collega Theo Thomassen op
merkzaam gemaakt.
5 s. MULLER FZN in nab 5 (1896/1897) 51;
p.j.blok, 'Levensbericht H.O.Feith', in: nab
5 (1896/1897) 46.
6 wiersum, Provenienzprinzip, 49.
7 Nieuws van Archieven 4 (1985) 247.
8 vroa 1897 (1899) 191.
Summary
The principle of provenance and the computer
The use of computer facilities for description and access to archival records
should not lead to the creation of only one national database containing de
scriptions and entries, without any structure at all. The input needs a structu
re, whether on national, regional or local level, in order to arrive at first (sum
mary of records) or second (inventory) level of archival accessibility. For this
reason the principle of provenance retains its full importance and usefulness.
113