mee hij in 1873 op de Ecole des chartes tot vervelens toe in aanraking was ge
komen, stond toen al nauwelijks meer ter discussie.
De ontwikkelingsgeschiedenis van het herkomstbeginsel is sinds Panhuysens
voortreffelijke artikel3 bekend. Dedels instructie, de stelling van Vermeulen
'dat in den catalogus van een archief eene schets van het samenstel der vroege
re besturen zichtbaar kon en moest wezen'de debatten in de eerste jaarverga
deringen van de Vereeniging van Archivarissen, en tenslotte de Handleiding.
Minder bekend is misschien de scherpzinnige analyse van Van Riemsdijk, al
in 1878 wanneer hij in zijn eerste jaarverslag als rijksarchivaris in Gelderland
de instructie van zijn ambtsvoorganger kritiseert: 'De stukken moesten gesor
teerd, verzameld en gerangschikt worden naar onderwerpen, die hun inhoud
belangrijk schenen te maken; - eene methode, die bedenkelijk schijnt, daar het
onderwerp moeyelijk a priori aan te wijzen is en een archiefstuk uit meer dan
een oogpunt merkwaardig kan zijn.'4
Het herkomstbeginsel is niet zonder bestrijders gebleven. En hoewel Muller ver
klaarde dat hij, omdat hij er per slot van rekening de auteur niet van was, zich
niet gehouden achtte het beginsel te verdedigen, heeft hij niet nagelaten de hand
schoen tegen belagers op te nemen. Al voor het verschijnen van de Handlei
ding trad hij in het krijt met de historicus PJBlokDeze had een lans gebro
ken voor de werkwijze van de juist overleden H. O. Feith, de man van het
'Register'. Blok betoogde zich niet met archivistische principes te willen bemoei
en, maar stelde tegenover die beginselen de wensen van het historisch onder
zoek. 'Men dient in het oog te houden, dat de eischen, die een archivaris be
hoort te stellen aan eene wetenschappelijke organisatie van zijn archief, nog
volstrekt niet identiek behoeven te zijn aan de behoeften van den onderzoeker,
wien het niet te doen is om de reconstructie der oorspronkelijke archieven, maar
in de eerste plaats om de stukken die hij noodig heeft, spoedig te kunnen vin
den.'5
Muller was geraakt. Met name tegen de tijdrekenkundige registers, de chro
nologische inventarissen had hij voor een systematische benadering, gestoeld
op de oude orde, gepleit. Dat was de aanpak die recht deed aan het archief èn
het historisch onderzoek. Niettemin deed hij een knieval voor Blok door toe
te geven dat zijn inventarissen nadelen kunnen hebben en helaas niet altijd te
gemoet lijken te komen aan de wensen van de onderzoeker. 'Maar wij willen
niet achterstaan bij Feith ook in het streven, om onze archieven gemakkelijk
bruikbaar te maken voor historici. Wij beschouwen het vervaardigen van chro
nologisch aangelegde regestenlijsten van oorkonden en andere belangrijke se
riën en dokumenten, het maken van alphabetische klappers op de notulen en
andere serieën als onze taak.' Maar dan wel pas na het inventariseren.
2
De onmogelijkheden van de inventaris
Met de principes van de Handleiding is die opvatting bijna een dogma gewor
den. Eerst moet het archief formeel beschreven worden volgens de eisen van
de archivistiek; pas op de tweede plaats komt de inhoudelijke ontsluiting. Op
het gemopper van onderzoekers over de slechte bruikbaarheid van inventaris-
108
sen wordt gewezen op de objectiviteit van de archivistische werkwijze. Vervol
gens wordt een apparaat van nadere toegangen ontwikkeld om de geconsta
teerde tekortkomingen enigszins te compenseren en hier en daar onwennig na
gedacht over 'gebruikersvriendelijkheid'. Dat de voortdurend veranderende
vraagstelling Mullers theorieën en axioma's gedurig bevestigt, is een schrale
troost voor de studiezaalambtenaar die op een vraag om informatie over een
of ander onderwerp slechts een institutioneel betoog kan houden, of verwij
zen naar de inventaris van een of ander archief.
Kenmerkend voor de inventaris, zoals deze volgens de gangbare archivistische
opvattingen vervaardigd wordt, is de statische vorm. Ik bedoel daarmee het
volgende: in principe wordt elk bestanddeel eenmaal beschreven en elke be
schrijving slechts op één plaats in de inventaris opgenomen. Met verwijzingen
en blanco nummers is het natuurlijk wel mogelijk een stuk in twee of meer
rubrieken onder te brengen, maar een archivistisch hoogstandje is dat niet.
Wil de theorie niet dat het schema, waarin het systematische van de inventaris
tot uitdrukking komt, zodanig ontworpen is, dat elke beschrijving met uitslui
ting van andere mogelijkheden in een rubriek kan worden ondergebracht? De
criteria worden daarbij krachtens beginsel ontleend aan de oude orde, de oor
spronkelijke administratieve structuur, en niet aan onderwerpen die door de
archivaris naar eigen inzicht of naar onderzoekers-wensen zijn geformuleerd.
Een onderwerp is nu eenmaal 'moeyelijk a priori aan te wijzen' en een ar
chiefstuk kan nu eenmaal uit 'meer dan een oogpunt merkwaardig' zijn. Het
pertinentiebeginsel heeft onder archivarissen een slechte klank. Niet het on
derwerp, maar de bestemming bepaalt de plaats in het archief.
Zoals het Blok destijds een zorg was of de inventarissen wetenschappelijk
in elkaar staken, zo zijn nu ook tal van archiefgebruikers hoofdzakelijk geïn
teresseerd in snel resultaat, of dat nu de trouwdatum van tante Bets of de aan
stelling van de vuurtorenwachter van de Binnenkaag is. En omdat misschien
zelf? een archivaris zijn geduld wel eens verliest steeds weer te moeten uitleg
gen dat gezocht moet worden in dit of dat archief, en deze inventaris of gene
plaatsingslijst geraadpleegd moet worden, en hoe deze gebruikt dienen te wor
den, daarom wordt er geïndiceerd en geklapperd; regestenlijsten zijn vrijwel
uit de mode. Een heel stelsel van nadere toegangen is ontwikkeld; en omdat
nog steeds het echte inventariseren voorgaat, moet een chronisch beroep ge
daan worden op niet-formatieve medewerkers en vrijwilligers om de kaarten
bakken en klapperkasten te vullen. Bevredigend was dat allemaal niet en de
achterstanden waren talrijke mensjaren groot, maar in beperkte mate werkte
het systeem.
Toen kwam, in de jaren zestig, de computer.
3
De mogelijkheden van de techniek
Misschien zijn archivarissen inderdaad zozeer gewend terug te zien dat ze minder
oog hebben voor de mogelijkheden van het heden. In elk geval duurde het even
voordat de capaciteiten van de nieuwe rekentuigen ontdekt werden. En toen
ze ontdekt werden was er geen geld. Wie jarenlang gewend is om fiches van
109