ven in. De stemming over deze motie is door de Kamer 'aangehouden', wat
kan betekenen dat het zwaard van Damocles boven de rijksarchiefdienst blijft
hangen tot de behandeling van een wetsontwerp tot wijziging van de Archief
wet 1962. Dit temeer waar de vvd voorstelde nu geen beslissing te nemen en
pas bij de herziening van de Archiefwet 1962 de vraag te beantwoorden of een
gedeconcentreerde rijksdienst beter is dan een decentralisatie naar de provin
cies toe. Als voorzitter van de van acht ik dit uitstel van een beslissing in een
kwestie die binnen het archiefwezen nu al langer dan tien jaar de gemoederen
bezighoudt betreurenswaardig. De rijksarchiefdienst verkeert bovendien -
althans in de visie van de PvdA - in een catch 22 situatie: naarmate de innova
tie op het gebied van het archiefbeheer sneller verloopt, neemt de waarde van
ook het laatste argument vóór behoud van de rijksarchiefdienst af.
Alle drie Kamerleden hadden kritiek op de magere financieel-organisatorische
onderbouwing van de nota Archiefbeleid. Poppe meende dat de voorwaarden
niet zijn vervuld voor realisering van de schone plannen. Van der Heijden noem
de de financiële paragraaf 'wellicht het minst indrukwekkende deel van de no
ta'. Hij vreest 'dat deze uiterst magere beschouwing over de financiële gevol
gen van wetswijziging eveneens desastreus zou kunnen zijn voor een goede
technische ontwikkeling op het terrein van de automatisering'. Ook Dijkstal
achtte een betere financiële onderbouwing gewenst. Met Poppe diende hij een
motie in, waarin de regering wordt uitgenodigd op zo kort mogelijke termijn
nadere informatie te geven over de financiering van een aantal beleidsvernieu-
wingen die in de nota Archiefbeleid zijn aangekondigd. De motie is met alge
mene stemmen door de Kamer aanvaard.
Het standpunt van de minister dat de gemeenten niet verplicht mogen worden
tot aanstelling van een archivaris, werd door de drie fracties ondersteund, al
liet Dijkstal weten te zijner tijd bij de behandeling van het wetsontwerp tot
herziening van de Archiefwet 1962 te willen bezien welke eisen aan de gemeen
telijke archiefzorg gesteld moeten worden. Eveneens eengezind waren de drie
Kamerleden in hun verlangen naar een snelle totstandkoming van een herzie
ning van de wet. Minister Brinkman heeft gezegd dat het wetsontwerp in deze
zomer door het kabinet zal kunnen zijn afgerond.
Veel aandacht gaven de drie woordvoerders aan de kwestie van de wsw-
werknemers in het archiefwezen. Vorig jaar juli had herdacht kunnen worden
dat 45 jaar geleden het departement van Sociale Zaken bij de gemeentebestu
ren voor het eerst de mogelijkheid aankaartte tot inzet van werkeloze hoofd
arbeiders bij archiefwerkzaamheden.15 Over de actuele wsw-kwestie had on
ze Vereniging samen met de Nederlandse Museum Vereniging vlak voor het
debat nog een brief aan de Kamercommissie geschreven. In mijn gesprekken
met de drie Kamerleden heb ik het onderwerp met voorrang aan de orde gesteld.
We kunnen tevreden zijn over het resultaat van de inspanningen. In een door
de gehele Kamer aanvaarde motie wordt de regering verzocht 'aan te geven
op welke wijze de tewerkstelling van wsw-werknemers in het archiefwezen en
de musea zal worden gecontinueerd'.
104
Zowel in de gesprekken vooraf als tijdens de commissievergadering was het
verheugend te constateren dat de woordvoerders van de drie grote partijen zich
goed in de materie hadden ingewerkt. Het deed uw voorzitter goed dat de Ver
eniging expliciet en impliciet verscheidene malen in de Kamer werd aangehaald.
De verdeeldheid in het veld over sommige punten van het archiefbeleid heeft
geen zichtbaar nadelig effect gehad. We hebben 'gelobbied' met open vizier
en loyaal ten opzichte van het departement. Loyaliteit is iets anders dan: pre
cies zeggen wat het departement welgevallig is. Ik maak die opmerking opdat
men wat ik nu, als voorzitter van de van, zeg over de woorden van de minister
in de Kamer niet misversta. Ik vond het teleurstellend dat de minister zijn aan
dacht zo heeft geconcentreerd op de rijksarchiefdienst en soms zelfs de indruk
heeft gewekt rijksarchiefdienst en archiefwezen te vereenzelvigen. Enkele voor
beelden. Over de bezorgdheid van de Kamerleden over de financiële mogelijk
heden tot uitvoering van de nota Archiefbeleid hoorden wij de minister zeg
gen: 'Ik realiseer mij zeer wel dat er reden is voor enige bezorgdheid. Ik attendeer
er wel op dat sinds de nota is geschreven, er een ontwikkeling heeft plaatsge
vonden die ons enige vreugde zou kunnen geven. Er is namelijk zo'n drie ton
structureel extra ter beschikking gesteld voor op de toekomst gerichte investe
ringen'. Mijn buurman op de publieke tribune (de voorzitter van de Landelij
ke Kring van gemeente- en streekarchivarissen) en ik veerden op bij deze me
dedeling. Maar de minister vervolgde: 'Afgezien van het feit dat er ongeveer
21 miljoen gulden omgaat in het rijksarchiefwezen moet ik erop wijzen dat
jaar in jaar uit moeizaam maar wel met succes wordt geprobeerd investerin-
gen te bekostigen uit incidentele onderuitputting die er her en der is, afgezien
van de reguliere begrotingsbedragen die voor personeel en materieel in het ar
chiefwezen worden gereserveerd'.
Het is duidelijk: als de minister het over 'het archiefwezen' heeft, bedoelt
hij. de rijksarchiefdienst. De door PvdA en vvd ingediende motie over de fi
nanciering van de beleidsvernieuwingen ziet de minister 'als een steun in de
rug bij mijn streven om voor de archieven meer geld op tafel te krijgen', maar
in de rest van zijn betoog gaat het weer alleen over het budget van de rijksar
chiefdienst. Ook toen de minister de gevolgen van de verkorting van de over
brengingstermijn besprak, had hij uitsluitend de rijksarchiefdienst op het oog.
Ik zal de laatste zijn om de rijksarchiefdienst ministeriële aandacht te mis
gunnen of om te ontkennen dat een van personeel en financiën wèl voorziene
rijksarchiefdienst ook in het belang is van het archiefwezen als geheel. Als echter
de blik op de maan het gezicht op de sterren verduistert, moet ik bezwaar ma
ken. Archiefbeleid moet méér zijn dan zorg voor de rijksarchiefdienst. Daar
om is het ook dat het archiefbeleid slechts voor een deel aan de Prins Willem-
Alexanderhof wordt ontwikkeld; vanuit de hoge Rijswijkse torens kan men
verder het land in zien. In die torens is al een tijd sprake van reorganisatie van
de MMA-sectorwaarbij de directeuren van de onder mma ressorterende rijks
diensten een grotere rol in de beleidsontwikkeling zouden krijgen. Voor wat
het archiefwezen betreft zal, naar mijn overtuiging, een concentratie van ge
zag en invloed in de algemene rijksarchivaris, elders een tegenwicht moeten
krijgen, opdat in het archiefwezen als totaliteit de verhoudingen evenwichtig
blijven. Voor de van kan daarbij een rol zijn weggelegd, een rol die wij ook
aanvaarden. Er is bovendien voor het archiefbeleid zoveel te doen dat verde-
105