er een grotere anomalie te bedenken? Probeert u zich eens in te denken hoe
veel innerlijke strijd het gekost moet hebben om, de pen als wapen gebruikend,
te handelen tegen de natuur van het vak in - en dat alles met gevaar voor het
leven
Waarom ook dit aspect bij de herdenking van de bezetting betrokken? Op
nieuw: 'Qui desiderat pacem, praeparet bellum': wie de vrede wil, bereide de
oorlog voor. Dit geldt niet alleen de bedreiging van het materiële behoud van
de archieven, maar vooral ook ons morele zelfbehoudVorig jaar vroeg ik uw
aandacht voor het feit dat de archieven die wij beheren over mensen gaan.12
Wij hebben vooral met dode mensen te maken, maar, evenals in de Bezetting,
ook met archieven die nog levende personen raken en nog levende mensen wer
kelijk beroeren. Toen ging het over de effecten op mensen van de openbaar
heid, de privacybescherming en het vernietigingsbeleid en over de ethische vra
gen die daaruit voor archivarissen behoren te rijzen. Met die vragen rond de
ethiek, de code van archivarissen, confronteerde ik u twee jaar geleden in mijn
jaarrede 'Quis custodiet custodientes' - wie bewaakt de bewakers.13 Mijn ant
woord op die vraag was en is: het eigen geweten moet de waker zijn. Ditmaal
heb ik u willen herinneren aan een tijd waarin archivarissen slechts ethisch ver
antwoord konden handelen door te handelen tegen het wezen van hun vak.
Dat was toen. Wat wij nu kunnen en moeten 'doen is voor dit soort ethische
vragen telkens weer eikaars aandacht vragen, niet op zoek naar ketterij of om
onderscheid tussen 'goede' en 'foute' archivarissen te maken, maar om onze
eigen zedelijke moed te testen. Moge dat ons weerbaar maken om, als het erop
aankomt, een ethisch juiste keuze te doen'.14
Dames en heren. Het wapen van Venetië droeg het advies: 'Gelukkig de stad
die in tijd van vrede denkt aan de oorlog'. Ik zou u willen vragen niet alleen
bij de herdenking van de bevrijding, maar steeds weer te denken aan 'oorlog',
u voor te bereiden op wat er in uitzonderlijke situaties van u als archivaris ge
vergd kan worden. 'Qui desiderat pacem, praeparet bellum' - wie het behoud
wil, bereide zich op de vernietiging voor.
Nota archiefbeleid
Een terugblik op 1985 mag niet voorbijgaan aan het feit dat dat jaar als een
van de belangrijkste de geschiedenis van het archiefwezen zal ingaan door de
verschijning van de nota Archiefbeleid. Voor het eerst immers als we afzien
van de memories van toelichting bij de ontwerpen archiefwet 1918 en
1962 - publiceerde de regering een stuk waarin het archiefbeleid samenhan
gend wordt beschreven. Samenhang was het kernwoord in zowel de reactie van
de Vereniging als in de betogen van de Kamerleden bij de behandeling van de
nota in de Vaste Kamercommissie voor Welzijn en Cultuur op 10 februari 1986.
De vertegenwoordigers van PvdA, cda en vvd kritiseerden alle drie het ont
breken van samenhang. Het Kamerlid Poppe (PvdA) wees op 'het ontbreken
van een eenduidig archiefbeleid dat zowel gedragen wordt door het departe
ment van wvc, dat de culturele taak van de archieven accentueert en de zorg
heeft voor de rijksarchiefdienst, dat wil zeggen, voor een deel van de in Neder-
102
land aanwezige statische archieven, als door het ministerie van Binnenlandse
Zaken dat een grotere invloed heeft op de fase van het ontstaan van archiefbe
scheiden en de zorg voor de dynamische en semi-dynamische archieven'. De
CDA-woordvoerder Van der Heijden vond: 'Eigenlijk is er niet veel samenhang
in het beleid van de ministeries van wvc en van Binnenlandse Zaken te ont
dekken waar het gaat om de concrete koppeling van archiefvorming, waar
voor Binnenlandse Zaken het voortouw heeft, en archiefbehoud, waarvoor
wvc de verantwoordelijkheid draagt'. Het Kamerlid Dijkstal (vvd) kritiseer
de dat in de nota Archiefbeleid 'slechts wordt ingegaan op de helft van het
archiefbeleid. De andere helft, namelijk de informatiefunctie, moet nog uit
gewerkt worden'. De culturele functie acht de vvd belangrijk, maar men mist
'de andere helft. De nota is ook alleen ondertekend door de minister van wvc.
De vraag werpt zich dan op: waarom ook niet ondertekend door de minister
c.q. staatssecretaris van Binnenlandse Zaken in verband met de informatie
functie. Moet dit gezien worden als een voorbeeld van verkokering in de rijks
dienst?' Inzake het door Van der Heijden voorgestelde samengaan van Ar-
chiefraad en pcdin nam Dijkstal geen standpunt in, maar hij waarschuwde
tegen een eenzijdig culturele benadering van de adviesstructuur. Dijkstal vroeg
'hoe het kabinet aankijkt tegen een bredere raad voor de informatieverzor
ging'. Poppe en Dijkstal dienden een motie in, waarin de regering wordt ge
vraagd op zo kort mogelijke termijn de Kamer te informeren over 'de wijze
waarop een eenduidig beleid vanuit diverse ministeries kan worden gevoerd
inzake de kwaliteit van archiefbescheiden en de wijze van archivering'. De motie
is met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen, waarmee de
van haar belangrijkste punt van kritiek gehonoreerd zag.
Samenhang in het beleid ook 'waar het gaat om de verhouding tussen rijk en
provincie', aldus Van der Heijden: de provincie zou daarin een belangrijke
rol kunnen spelen. Van der Heijden dacht in de eerste plaats aan de provincia
le inspectie die weer teruggebracht zou kunnen worden naar de rijksarchieven
'omdat op die manier de toekomstige beheerder van het archiefmateriaal in
wezen al invloed krijgt op de archiefvorming'. De ironie van het lot wilde dat
juist voor het Kamerdebat de laatste provincie waar rijksarchivariaat en pro
vinciale archiefinspectie nog gelukkig (of gelukkig nog) gecombineerd waren,
besloten had een aparte provinciale inspecteur te gaan benoemen!
Het cda kiest voor een gedeconcentreerde rijksarchiefdienst boven gede
centraliseerde provinciale archiefdiensten, zij het dat een joint-venture tussen
rijk en provincie zou kunnen helpen om te komen tot meer samenhang. De
PvdA, vanuit haar voorkeur voor decentralisatie, toonde zich voorstander van
de omzetting van de rijksarchieven in provinciale diensten. In een uitstekend
betoog analyseerde Poppe de argumenten voor en tegen. Slechts één argument
ten gunste van behoud van de centraal geleide rijksarchiefdienst vond in zijn
ogen genade: 'de gedachte dat innovaties op het gebied van archiefbeheer via
centraal beleid doelmatiger en sneller kunnen worden doorgevoerd. Maar het
is de vraag of dat, gegeven de technische ontwikkeling blijvend het geval zal
zijn', aldus Poppe die meende dat dit argument niet opweegt tegen de princi
piële voordelen uit een oogpunt van decentralisatie van cultuurbeleid. In tweede
instantie diende Poppe een motie over de provincialisering van de rijksarchie-
103