Opleidingen aan de Rijks Ar chief school
J. P. Sigmond
De opzet van de rijks archiefschool, organisatorisch zowel als inhoudelijk, heeft
de afgelopen jaren de gemoederen binnen de archiefwereld sterk bezig gehou
den. Een gelukkige omstandigheid daar het getuigt van een sterke betrokken
heid van de beroepsbeoefenaars bij 'hun' opleiding. Met name in het laatste
decennium is in het archiefwezen veel veranderd en de noodzaak drong zich
op de opleidingen, opgezet eind jaren zestig, aan te passen aan de gewijzigde
omstandigheden.
Niet zozeer de vraag óf er iets moest veranderen, daarover was men het wel
eens, maar veeleer de vraag in hoeverre er iets moest veranderen, leverde veel
gespreksstof op. Ik hoef daar op deze plaats niet meer op in te gaan. Daarover
liepen (en lopen waarschijnlijk nog steeds) de meningen uiteen. Sommigen be
toonden zich een voorstander van een 'archiefacademie', een zelfstandige drie
jarige dagopleiding, anderen achtten door een opgaan van de middelbare oplei
ding in de bibliotheek- en documentatieacademies en van de hogere opleiding
in de universiteit de kwaliteit van het onderwijs beter gewaarborgd. Weer an
deren achtten marginale wijzigingen voldoende en wilden de cursusduur niet
verlengd zien. Na het rapport van de docenten van de archiefschool terzake uit
1975 werd aan de opleidingen aandacht besteed in rapporten van de Landelij
ke Kring van Gemeente- en Streekarchivarissen, van de subcommissie 'Nota
archiefbeleid', in de Nota archiefbeleid zelf, in het Voorlopig standpunt van
de minister en in zijn Definitief standpuntUitgaande van het Definitief stand
punt van de minister dat een kader geeft waarbinnen een zekere herstructure
ring van de opleidingen mogelijk wordt, heeft vervolgens een commissie van
de docentenvergadering, waarin tevens waren opgenomen vertegenwoordigers
van de Landelijke Kring van Gemeente en Streekarchivarissen en de Rijksar
chiefdienst, een voorstel tot invulling opgesteld. Dit voorstel is vervolgens in
een vergadering van het curatorium van de school en in een docentenvergade
ring besproken en aanvaard.
Het kan niet anders of het resultaat van al het bovenstaande is een compro
mis geworden, maar naar mijn mening is het, in tegenstelling tot zovele com
promissen, in dit geval een goed uitvoerbaar en levensvatbaar compromis ge
worden. De aanpassingen betreffen twee terreinen. Enerzijds diende het
algemeen kennisniveau, met name van de aspirant middelbare archiefambte-
naren, versterkt te worden, anderzijds diende de inhoud van het lessenpakket
aangepast en gemoderniseerd te worden. Een en ander heeft uiteraard conse
quenties voor de examens.
114
Opleiding middelbaar archiefambtenaar
Door een meerderheid van degenen die zich in de afgelopen jaren met de her
structurering van de opleiding bezig hebben gehouden, werd zowel de speci
fieke archivistische kennis als ook de algemene basiskennis van een middel
baar archiefambtenaar onvoldoende geacht om na het behalen van het diploma
naar behoren zijn of haar taak te kunnen vervullen. Dat is niet zo verwonder
lijk, want aan de archivaris van nu worden zwaardere of op zijn minst andere
eisen gesteld dan aan de collega's van tien, vijftien jaar geleden. Bezoekersaan
tallen en omvang en complexiteit van de archieven namen immens toe en daar
mee wordt er een groter beroep gedaan op de sociale vaardigheden en vakken
nis van de archiefambtenaar. Met het oog op het aspect 'tekort aan algemene
vorming' is besloten de toelatingseis te verhogen van havo naar vwo. De aan
passing van het Archiefbesluit zal deze nieuwe eis formaliseren. Een keuze dus
om niet in de archiefopleiding zelf meer algemene vakken op te nemen om zo
doende de algemene vorming van de kandidaten op te voeren maar om de oplei
ding te blijven beperken tot de specifieke archiefvakken.
Dit lijkt een ingrijpend besluit, maar men diene zich hierbij wel te bedenken
dat zeker de laatste jaren de meeste aspirant-middelbaar-archiefambtenaren,
voordat zij naar de archiefschool komen, al een vorm van voortgezet onder
wijs achter de rug hebben volgend op de middelbare schoolopleiding. Daarbij
valt te denken aan bibliotheekschool, pedagogische academie, museumoplei
ding, MO-opleidingen etc., al dan niet met succes afgerond.
Om de specifieke archivistische kennis te vergroten is gekozen enerzijds voor
intensivering van de archiefopleiding zelf, anderzijds voor een systeem van spe
cialisaties. Op deze specialisaties zal later ingegaan worden, in deze paragraaf
zal ik mij beperken tot de verzwaarde basisopleiding.
Uitgangspunt hierbij is dat de cursusduur conform het standpunt van de Mi
nister beperkt zal blijven tot één jaar. Wijzigt men de studieduur niet en wil
men binnen datzelfde jaar dan meer aandacht besteden aan bepaalde vakken,
dan houdt dat een verschuiving in ten gunste van de theorie-uren ten koste van
de praktijk. Die verschuiving is niet dramatisch maar wel substantieel. In het
cursusjaar 1985 - 1986 is een begin gemaakt met de uitbreiding van het aantal
lesuren. Door de bestaande werkweken in Woudschoten te verlengen en een
derde werkweek in januari te organiseren menen wij met de minste (reis)pro-
blemen en overlast voor de leerlingen zelf en begeleidende diensten de uitbrei
ding van het aantal lesuren te kunnen verwezenlijken. Voor de concrete wijzi
gingen in het aantal lesuren en de verdeling daarvan wijs ik naar nevenstaand
overzicht. Er is gestreefd naar een zwaarder accent op de problematiek van
negentiende en twintigste-eeuwse archieven, institutionele en algemene histo
rische kennis. De verschuiving van de nadruk op de hedendaagse problema
tiek wordt niet alleen bereikt door het opvoeren van een aantal lesuren. Het
gaat niet alleen om het overbrengen van kennis maar evenzeer om het bijbren
gen van een bepaalde mentaliteit. Dat vergt van de docenten behalve betrok
kenheid bij hetgeen zij doceren, ook een openstaan voor nieuwe ontwikkelingen.
115