jgj,
de archiefbewaarplaatsen van de voormalige Staten-Generaal begaf, waarna
door zijn toedoen 'tagtig kisten gevuld zijn om naar Frankrijk over te voe
ren.'38 Van Wijn bleef nog buiten schot, ook na of dankzij een onderhoud
dat hij met De Hauterive had. Ook al werd hij dan in feite in 1811 werkeloos,
de zorg om het archief, dat hij als 'zijn kind' beschouwde, bleef.39 Gaarne
had hij het aangevuld gezien met het hier achtergebleven deel van het Staten-
Generaal-archief èn de archieven van de voormalige Staatsraad, het Wetge
vend Lichaam en de overige 'generale administratien welke met Louwmaand
1811 ophouden te bestaan'. Met gemak zou hij ze kunnen plaatsen in zijn ruim
locaal 'op het Voorspuy no. 234 in Den Haag'.40
Ook met de gouverneur van het ingelijfde Nederland, Lebrun, had Van Wijn
een gesprek over de archiefproblematiek. Maar blijkens de volgende uitlating
werd Van Wijn er niet geruster op: 'Wat er van myn archief worden zal, wete
ik niet.' Het kwam hem voor dat Lebrun minder bezorgd was voor Van Wijn
zelf dan voor diens archieven.41
2-5 Opluchting
Na De Hauterive kwam ene St. Aubin 'ter examinatie der archieven.' St. Au-
bin, die zichzelf tooide met de titel van Chef aux archives Impériales a la Cou-
ronne Impériale logeerde in de 'Calverstraat' te Amsterdam van waaruit hij
kontakt zocht met Hendrik van Wijn die hij archiviste général de la Hollande
noemde, woonachtig a la Haye sur le Spuy, maison du Sr Bron, Jouaillier.
Van Wijn reisde naar Amsterdam voor een onderhoud met St. Aubin en lo
geerde daartoe 'in de Zwaan op de Nieuwendijk'.42
St. Aubin kreeg vervolgens assistentie van een andere Fransman, René Touriet
genaamd. Illustratief voor de waardering van deze Touriet was de boosheid van
de Utrechtse 'archiefcorrespondent' Van Musschenbroek, toen Van Wijn hem
een vriend van Touriet noemde.43 De geringe populariteit van de man had be
halve met zijn wel zeer voortvarende optreden ook alles te maken met de aard
van zijn opdracht, waarin de overbrenging ('diefstal' in de ogen der archief
minnaars) van de alhier aanwezige archieven centraal stond. Touriet dacht in
zo'n vierhonderd kisten het restant van het Staten-Generaal-archief, de archie
ven die aan Van Wijns zorg waren toevertrouwd en de onder verantwoordelijk
heid van de eerder genoemde secretaris-archivist Dassevael vallende archieven
te kunnen vervoeren. Van Wijn was echter allerminst van plan om de uitvoe
ring van deze plannen te helpen bevorderen. Wanneer hij wordt opgeroepen
om mee te werken aan het gereedmaken voor transport van zijn archieven, merkt
hij op: "t geen ik egter zal tragten te ontduiken om de archieven voor myn land
te conserveren.'44 Zou hij hierin niet slagen, dan wilde hij eventueel wel mét
zijn archieven mee naar Frankrijk om ze aldaar, gelijk een vader zijn kinderen,
te verzorgen.45 Prioriteit voor overbrenging kende Touriet toe aan ruim 5000
delen van het Staten-Generaal-archief, daar de ratten zich dagelijks te goed de
den aan dit voor hen kennelijk zo smakelijke papier, dat was opgeslagen au
grand dépot, confié a la garde de Sr Huijghens et Boellard,46
Huijgens en Boellaard waren dus belast met het beheer van en toezicht op
de archieven van de Staten-Generaal. Hoewel er inderdaad archieven werden
overgebracht (zoals die van het Uitvoerend Bewind, de Staatsraad, het Staats-
314
7 Handschrift van Van Wijn (le afdeling Algemeen Rijksarchief, coll. Van Wijn, inv.nr
289).
bewind, de Staatssecretarie van Lodewijk Napoleon en van verschillende mi
nisteries) wist Van Wijn nog steeds het vervoer van zijn archieven te traineren.
Weliswaar stonden ze al voor transport gereed op de 'rode kamer' van het Lo
gement, maar door steeds weer te wijzen op het 'lokale belang' van de archie
ven en de kwetsbaarheid van de charters kon Van Wijn het transport ervan
ophouden.47
Al eerder had het erop geleken dat de afname van Van Wijns werk werd ge
compenseerd door de toekenning van weer een orde of titel. Toen hij zich dan
ook Chevalier de l'ordre impérial de la Réunion mocht noemen, was de tijd
rijp, zo leek het, om hem-op 22 augustus 1812-met gedwongen pensioen
te sturen. Geruime tijd al had hij geen stuiver (sou) aan salaris ontvangen; nu
echter werd hem een pensioen van 2000 frs. per jaar toegezegd.48
Maar de tijd werd Van Wijns grootste bondgenoot. Die zorgde ervoor dat
van uitstel afstel kwam. De krijgskansen voor de Fransen keerden en in het
licht van de grote politieke en militaire gebeurtenissen verschrompelde de zorg
om het vervoer van geroofde archieven naar Frankrijk tot een onbelangrijk
bagatel waar niemand zich meer om bekommerde. Dankbaar noteerde de ar
chivaris Van Wijn op de lijst van te vervoeren archivalia: 'Door de tegenwoor
dige gezegende ommekeer van zaken vervalt de bovengenoemde verzending'.
En met de woorden: 'Deo sit gloria'49 vertolkte hij zijn grote opluchting.
3
De last der jaren (1813-1831)
3-1 In ere hersteld
Op 30 november van het jaar 1813 keerde de zoon van de inmiddels overleden
ex-stadhouder Willem v terug in Nederland. Deze zoon, eveneens Willem ge
heten, werd aanvankelijk met souvereine, later, in 1815, met koninklijke macht
315
r