T. S. Jansma benadrukt echter in zijn dissertatie7 dat dit onderscheid tussen
bestuurlijke en juridische werkzaamheden van de raad modern is. Voor de perio
de 1435 - 1445 lijkt dit juist, maar na 1445 begint het onderscheid in de admi
nistratieve organisatie toch duidelijk gestalte te krijgen. In dat jaar wordt na
melijk het memoriaal t cas N in gebruik genomen, dat-zoals reeds is op
gemerkt - niet in het Hofarchief terecht is gekomen. Wat is daarvan de reden?
Van Riemsdijk maakt melding van het verzoek van enkele Hollandse raads
heren aan Philips om het rechtswezen in Holland te verbeteren.8 Hiertoe werd
het noodzakelijk geacht om de rechterlijke akten en sententies voortaan in een
apart register (Rosa xi) bijeen te brengen, dat bovendien onder een griffier
zou moeten komen te berusten. Als Philips dan een griffier benoemt-dit is
overigens niet, zoals we zouden verwachten, Jan Rose, maar de samen met
deze en nog twee anderen9 in 1428 secretaris geworden Dire Boudijnsz. van
Zwieten - dan ontstaat er in de kanselarij een splitsing: aan de ene kant blijft
het memoriaal T cas N in het oude grafelijke archief dat onder het hoofd van
de kanselarij staat, aan de andere kant komt Rosa xi in het archief van de grif
fie. Zo bezien kan men zeggen dat het oude grafelijke archief in 1445 eindigt
en dat op dat moment het griffie-archief van het Hof van Holland en het ar
chief van de leen- en registerkamer van de graven van Holland ontstaan.10 Dit
laatste verliest overigens al spoedig een groot deel aan het archief van de in
1446 in werking getreden grafelijkheidsrekenkamer.
Wat de inhoud van de memorialen T cas n en Rosa xi betreft moet opge
merkt worden dat het moeilijk te beoordelen is of de aanpassing aan de nieu
we situatie al meteen in 1445 heeft plaats gehad. Van Zwieten is slechts korte
tijd griffier geweest. Hij volgt begin 1447 Jacob Potter van der Loo als klerk
van de registers op.11 Pas op 8 februari 1447 wordt Jan Rose griffier. Hij ver
vult het ambt tot zijn dood op 21 september daaraanvolgend. Uit de splitsing
die hij in de Rosa-serie aanbrengt, blijkt dat de administratieve aanpassing aan
de nieuwe kanselarij-organisatie een feit wordt. Immers in Rosa xn wordt al
spoedig een zestal sententies doorgestreept; bij één ervan schrijft de klerk G(re-
nier?) in de kantlijn: nota, te setten dair 't behoirt}2 Het zestal is overgeschre
ven in het slechts zesentwintig teksten tellende register Rosa xiii, dat het be
gin vormt van een lange serie sententieregisters. Uit deze serie splitst zich een
aparte serie voor de criminele sententies af, waarvan het oudst overgeleverde
deel van 1464 dateert. Rosa xn blijft verder voorbehouden aan procesrechte
lijke beschikkingen en krijgt steeds meer het karakter van een rolboek. Een
17e-eeuwse hand schrijft er dan ook op: memoriaal van alle dagingen gedaen
ende oic van uutsettinge ende deffauten. Met dit deel xn zet de serie memori
alen zich voort tot 1468. Zij dragen de namen van de griffiers Jacob Bossaert
(1447 - 1463), Willem van Zwieten (1463 - 1467) en Dirc Poes (1467 - 1473).
In het memoriaal t cas N, waarvoor sinds 1447 Dirc Boudijnsz. van Zwie
ten dus de verantwoordelijkheid draagt, verdwijnen de judiciële zaken. Bo
vendien zien wij dat na de afsluiting van dit memoriaal de registraties die be
trekking hebben op de domein- en financiële zaken in het memoriaal van de
grafelijkheidsrekenkamer worden ingeschreven.13 In een onderzoekje waar
bij ik een dwarsdoorsnede van de drie archieven voor de jaren 1455 en 1465
heb gemaakt, heb ik tevergeefs gezocht naar de dagvaarten, de geleidebrieven
en de bestands verlengingen, die voor het laatst in t cas N worden gevonden.
Het kan toch niet zijn dat de raad zich niet meer met die onderwerpen bezig
hield?
Hoe is de verdeling tussen de twee series in de periode 1435 - 1445? Grofweg
gesproken kan men zeggen dat in deze tien jaar de serie a alle zaken bevat die
de grafelijkheid aangaan en die waar het rechtspraak betreft een publiekrech
telijk karakter dragen of waarbij het grafelijk belang direct in het geding is.
Het grafelijk belang wordt sinds 1428 bij uitsluiting door de raad zelf verte
genwoordigd, maar na 1433 neemt de omstreeks die tijd aangestelde procureur-
generaal die taak geleidelijk over.14 Bij de Grote Raad van Mechelen15 zien
we op zeker moment een indeling van de rol in deze volgorde: eerst de zaken
van de procureur-generaal, vervolgens de zaken waarin de procureur-generaal
gevoegde partij is en tenslotte de zaken van particuliere partijen. Iets derge
lijks meen ik in Rosa te onderkennen. Een aanwijzing hiervoor geeft Rosa v
dat naar het memoriaal van partijen verwijst.16 Memoriaal van partijen is de
dagelijkse term voor Rosa vi (serie b) dat het contemporaine opschrift Me
morial van zaken die dagelixe vallen ende geschien tusschen aire hande par
tijen die uut vervolge van der eenre zijde off van die andere van mijns gena-
dichs heren wegen 's hertogen van Bourgonien grave van Hollland ontboden
worden draagt. Zodra dus partijen de bevoegdheid van de graaf c.q. de raad
tot rechtspreken inroepen of anderszins om bemiddeling vragen is dat voor
de kanselarij wellicht de reden de registratie in de serie B te verrichten.
In hoeverre er een rechtstreeks verband bestaat tussen Philips' inhuldiging
en de sterke kwantitatieve toename (zie figuur 3) van deze werkzaamheden van
de raad zal nader onderzocht dienen te worden, maar anders dan Wedekind17
zegt, blijken de Bourgondiërs zich wel degelijk met de rechtspraak en de civie
le procedure te hebben beziggehouden.
3
Het memoriaal T cas N onderstreept door zijn afkomst uit het leen- en register-
kamerarchief de caesuur in de serie oudste registers van het Hof van Holland,
die bij de aanvang van het griffie-register Rosa xi ligt. Van Meurs heeft het
destijds kennelijk niet aangedurfd om de eerste tien Rosadelen naar het oude
grafelijke archief over te brengen. Dat hij dat niet gedaan heeft zal te maken
hebben met de eeuwenoude traditie die het Hofarchief in 1428 laat beginnen
en die aan de dertien oudste delen in dit archief de naam van Jan Rose heeft
verbonden. De reden hiervan ontgaat ons, maar de instelling van de raad van
negen gouverneurs na de zoen van Delft (3 juli 1428)113 en de hervorming van
de kanselarij zullen daar ongetwijfeld debet aan zijn. Tot nu toe is algemeen
aangenomen dat Jan Rose met het bijhouden van de memorialen belast is
geweest19, maar daarover is in de bronnen geen enkele zekerheid te krijgen.
Zelfs is niet gebleken van een exclusieve bemoeienis van Rose als secretaris met
zaken die in de memorialen werden geregistreerd. Integendeel, de vermelding
van zijn naam als ondertekenaar van akten wordt tot 1445 slechts driemaal
aangetroffen20 en dan nog alleen in de serie a. Daarentegen wordt bijvoor
beeld de naam van de later benoemde secretaris Andries van der Cruce of A.
371
370