gebouw, doorgaans aangeduid als het voormalige Hotel van Amsterdam, be
zat negenentwintig grote en kleine kamers. Nadeel was dat het tussen andere
percelen instond en dus niet brandvrij was. De Jonge: 'Dit heeft by my het
denkbeeld doen rijzen, of er ook de mogelijkheid zou bestaan om het Rijks
archief naar het zoogenaamde Hotel van Amsterdam op het Plein over
te brengen.' In eerste instantie werd echter alleen toestemming gegeven om de
niet te bergen archivalia naar het paleis te vervoeren.104
In een lange brief van 25 juli 1853 pleitte de plaatsvervangend rijksarchiva
ris, Bakhuizen van den Brink, nog eens vurig voor een nieuw, of in elk geval
een ander archiefgebouw. Zo schreef hij onder andere: 'Vader Van Wijn huis
de aanvankelijk in eene der zijvertrekken aan den Noordelyken vleugel van
de Groote Zaal, waar hy tamelijk onstelselmatig zamenhoopte wat hy uit Leen
kamer en Oud Hollandsche Domeinkamer kon byeenbrengen. Vandaar werd
hy in 1806 verjaagd.' Voorts verhaalde Bakhuizen van den Brink van de ver
trekken die van 1813 tot 1818 in gebruik zijn geweest bij het Rijksarchief en
van de gedeeltelijke opschuiving van archieven door de komst van de Algeme
ne Rekenkamer naar het Binnenhof in 1818. Hij sprak van vijftien kamers (zes
grote en vier kleine) alsmede drie grote en twee kleine zolders. Bovendien lag
bij Van Wijn thuis nog 'eene magt van stukken opeengestapeld.' Bezoekers
konden alleen terecht in een klein kamertje. Nauwelijks was het vertrek dat
hersteld moest worden ontruimd 'of de vloer rees zodanig dat een dikke balk
welke op de ondergelegen verdieping tot steun van den zolder had gediend,
omverre stortte en bijna één der beambten had verpletterd.'105 Kortom,
zo kon het niet langer.
5-3 De verlossing
De brief die Bakhuizen in juli schreef werd in september beantwoord met de
toestemming om nu het gehele Rijksarchief van het Binnenhof naar het paleis
op het Plein over te brengen. Op 14 oktober 1853 werden bestek en voorwaar
den bekendgemaakt. Aannemer werd J. B. Maxwils die de verbouwing van het
Plein-gebouw voor zijn rekening nam. Zo was het de bedoeling dat in het nieuwe
gebouw een studiezaal kwam met een grote tafel en zes stoelen. De inrichting
van de kamer van de rijksarchivaris moest geschieden overeenkomstig de in
richting van een referendarissenkamer. Dat betekende onder anderen een groen-
beklede tafel, een schrijfbureau met loketten, een tapijt en een spiegel. In to
taal moesten er negenendertig vertrekken komen, genoeg om de 2560 strek
kende ellen archieven te bergen.106
Vol trots werd gemeld dat op 6 mei 1854 de gehele verhuizing was volbracht
'zonder het minste ongeluk, zonder de minste schade, zonder de minste wan
orde.'107 In november werden ook de archieven overgebracht die bij het Ka
binet des Konings berustten. De directeur van het Kabinet, A. G. van Rap-
pard, had vurig gepleit voor overbrenging van deze archieven uit de periode
1798- 1813, die naar Frankrijk waren vervoerd en zich nu bevonden 'op de
bovenzolders van het gebouw der Tweede Kamer.'108 In november 1854 was
dan eindelijk alles gereed voor een nieuwe start.
16
Het voormalige Logement van de stad Amsterdam op het Plein (moerman, Historisch
Binnenhof)
Epiloog
Gedurende lange tijd behield de behuizing aan het Plein zijn riante karakter.
Maar de acquisitie van archieven ging onverminderd door en noopte de direc
te opvolgers van Bakhuizen van den Brink (L. Ph. C. van den Bergh en Th. H. F.
van Riemsdijk) om te zien naar aanvullende archiefruimten. In 1895 werd be
gonnen met de bouw van een groot depot in de tuin van het Rijksarchief. Ze
ven jaar later betrok het Algemeen Rijksarchief het kantoorpand dat aan de
andere kant van het depot, gelegen aan de Bleyenburgzijde, was gebouwd. Ze
venenzeventig jaren bleef het Algemeen Rijksarchief hier gehuisvest, totdat
het in 1979 zijn intrek nam in het nieuwe en riante pand naast het Centraal
Station.
In boekwerken als Fruins De Gestie van dr. R. C. Bakhuizen van den Brink,
in jaaroverzichten en Verslagen van 's Rijks Oude Archieven is de geschiede
nis van het Algemeen Rijksarchief verder geschreven. De uitbreiding van de
ruimte hield (min of meer) gelijke tred met de toeneming van het personeel.
Werd het Rijksarchief in de beginjaren bemand door Van Wijn en zijn assistent
en bestond de bezetting in de jaren 1802 - 1854 uit ten hoogste de archivaris,
zijn adjunct, een commies-chartermeester, een adjunct-chartermeester, een klerk
en een bode/conciërge, in 1985 zijn er 180 mensen op het Algemeen Rijksarchief
werkzaam (met inbegrip van het personeel van het Rijksarchief in Zuid-
Holland).
Onvoorspelbaar blijft tenslotte de vraag of het personeelsbestand in de toe
komst zal toe- of afnemen en ook hoe lang het zal duren voordat het rijksar
chivaris De Jonge zuchtend zal worden nagezegd: 'Alles toch is in het Rijks
archief zoo vol!'
331
330