deze betrekking wordt in een lettercode van 34 begrippen uitgedrukt,2 bij voorbeeld /ervoor 'samenhangende met leraarschap', mnl 'betreffende aan gelegenheden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde'. Aldus ont staat er een soort praktijkorde, waarvan de indelingscriteria elkaar niet geheel uitsluiten. Ik noem een voorbeeld: gesteld dat zekere doctorandus nn aan Te Winkel om informatie vraagt over de verspreiding van het woord 'ajuin' in het Brabantse, waar moet ik zijn brief volgens de lijst dan plaatsen? Onder adv (betreffende adviezen), onder hgl (samenhangende met het hoogleraar schap), onder wet (betreffende wetenschappelijke aangelegenheden), onder tik (betreffende de taalkaart) of onder stu (geschreven door studenten en pro movendi betreffende hun studie)? Wellicht bestaat er een consequente inde ling, maar dan op grond van nevenbetekenissen die alleen de inventarisatoren duidelijk zijn, of waarvan de nadere uitleg niet zonder veel omhaal vast te leg gen is. Misschien dat er in de toekomst thesauri zullen zijn die voor dit soort problemen een oplossing bieden. Gelukkig hebben de beschrijvers 'in gevallen waarin één afzender in meer categorieën viel de overige categorieën aan gegeven met een asterisk in de code'. Het is te betreuren, dat zij 'terughou dend (zijn) geweest met het toekennen van meerdere categorieën'.3 Een nadere toegang op de briefwisseling is een alfabetische index op afzen der. Die is inderdaad 'voorbeeldig'. Niet alleen wordt de naam van de afzen der genoemd, ook wordt zoveel als doenlijk is, zijn functie vermeld en eventu eel zijn relatie met geadresseerde toegelicht. Ook wordt nauwkeurig nagegaan of de briefschrijver a titre personnel schrijft dan wel tekent voor een club of instelling, die volgens inventarisatoren als 'corporatieve auteur' functioneert. Op dit onderscheid wordt in de inleiding uitvoerig ingegaan4 en, het moet ge zegd worden, er zijn weinig archiefinventarisatoren die in een brievenindex zo gewetensvol met deze begrippen weten om te gaan. De verdere ontsluiting van brieven blijft echter problematisch: tot nu toe lijkt de beste nog steeds de indi- cering van de inhoud, waarbij dan nog steeds de onderzoeker rekening moet houden met het feit hoeveel ondefinieerbaars er zelfs in gewone omgangstaal tot uitdrukking kan worden gebracht. In deze inventaris moet ik echter ook een tekortkoming signaleren. Nage noeg geen enkele beschrijving van wat niet onder de brieven is gerekend, is van een jaartal voorzien. Van geen enkel manuscript is het tijdstip van ont staan vastgesteld, of met een 'Z.j.' aangegeven dat men dit niet heeft kunnen vinden. De inventarisnummers van de stukken 'van persoonlijke aard' zijn, blijkens de inleiding, chronologisch geordend. Dit is echter aan de hand van de inventaris niet vast te stellen, omdat de datering ontbreekt. De constatering is nogal ongewoon in het Nederlands Archievenblad omdat reeds in de eerste les op de Rijksarchiefschool wordt geleerd dat de datering een noodzakelijk onderdeel van de beschrijving is. Maar misschien zal er in Documentaal of in andere bibliotheekorganen ruimte moeten worden gevergd voor nadere argu mentering. Mijn conclusie na lezing van de inventaris van het archief Te Winkel is dat we dergelijke inventarissen serieus moeten onderzoeken. Niet zelden wordt verkennend werk gedaan. En al slaagt niet elke poging, men probeert be schrijvingsmethoden te ontwikkelen die aangepast zijn aan de modernste au tomatiseringsmedia. De ontsluitingsmethodiek van omvangrijke en inhoud- 288 rijke archieven kan onderwerp worden voor wetenschappelijk onderzoek en wij mogen daar niet buiten staan. Daarom moet deze kritiek allereerst be schouwd worden als een aanmoediging voor onze verkenners. Graag willen we ze van verkeerde wegen afhouden; maar wie weet of zij soms zelf niet an dere paden ontdekken. Jan Bervoets Noten 1 p.j. v., 'Wie wat bewaart, die heeft wat', in: Documentaal 14 (1985), p. 25-26. 2 De gehele lijst bevat 122 inventarisnummers en is afgedrukt op p. XII. Opgemerkt moet worden dat de inventarisnummers verwijzen naar de plaats in het depot van de Koninklijke Biblio theek, zodat men in dit geval uit de nummers 77 D 2 - 77 e 53 moet citeren. In de redactie van de paginering is iets misgegaan: de hier afge drukte inventarisnummers zijn de eerste, maar ze staan afgedrukt op p.xn Romeins. Dan volgt p. 1 Arabisch met de alfabetische index op de brieven volgens afzender. 3 Inleiding, p. ix. 4 Ibidem. 289

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 38