2-2-7 Staatsraad
Tijdens de vergadering van 28 februari 1807 stelde de koning dit rapport aan
de orde en vroeg de mening van de Staatsraad over een aantal onderdelen uit
het ontwerp van wet op de departementale besturen. Vervolgens nam hij een
aantal besluiten. Acht departementen kregen de namen van de vroegere ge
westen. Alleen de twee departementen, waarin Holland gesplitst werd, kregen
nieuwe namen, te weten Amstelland en Maasland.
De departementen werden onderverdeeld in totaal 25 kwartieren. Presiden
ten van gemeentebesturen konden niet tevens kwartierdrost zijn. Wel zou de
landdrost de functie van drost van het kwartier waarin de hoofdstad van het
departement lag kunnen waarnemen.38
Al was nu een flink aantal knopen doorgehakt, de discussie in de Staatsraad
was nog niet gesloten. Ze werd op 3 maart 1807 voortgezet.39 Toen leek het
erop, dat er een afronding kon plaatsvinden. Immers, de koning concludeer
de, de discussie gehoord, dat hij het ontwerp zou fiatteren, wanneer de Sectie
Wetgeving de redactie van het ontwerp bijgesteld zou hebben in de geest van
de besprekingen in de Staatsraad gevoerd op 28 februari en 3 maart. Nog
bleek de kous niet af, want op 7 en 9 maart werden er nogmaals besprekingen
gevoerd, omdat de redactie niet deugde en uiteindelijk moest de minister
secretaris van Staat eraan te pas komen om het ontwerp in zodanige vorm te
gieten, dat het aan het Wetgevend Lichaam kon worden aangeboden.40
Wat zijn nu de wijzigingen, die de Staatsraad in de laatste week van februa
ri en de eerste week van maart aanbracht? Daartoe moet, aangezien de verba
len ons in de steek laten, het ontwerp, dat op 21 februari aan de Staatsraad
werd voorgelegd, worden vergeleken met het ontwerp dat op 13 maart aan het
Wetgevend Lichaam werd aangeboden. De hierboven genoemde wijzigingen
die de koning op 28 februari aanbracht zijn de meeste. Verder werd een aantal
redactionele wijzigingen aangebracht om de tekst te verduidelijken. De derde
categorie wijzigingen is die, waarbij de tekst zodanig werd aangepast, dat de
centrale overheid bepaalde taken, die eerder door departementale besturen
werden uitgeoefend aan zich zou kunnen trekken. Het belangrijkste voor
beeld hiervan is de wijziging van artikel 20 van het ontwerp van 21 februari.
Dit artikel luidde: Landdrost en assessoren verleenen aan minderjarigen Brie
ven van Venia Aetatis gelijk mede Brieven van Creatie van Notaris op de ge
bruikelijke wijze ...41 Hiermee kregen de departementale besturen taken toe
bedeeld, die de Staten van de gewesten tijdens de Republiek ook hadden
uitgeoefend.42 In het ontwerp, dat op 13 maart aan het Wetgevend Lichaam
werd aangeboden, luidde het 21ste artikel echter als volgt: Landdrost en as
sessoren kunnen door z.M. geautoriseerd worden om aan minderjarigen Brie
ven van Venia Aetatis gelijk mede Brieven van Creatie van Notaris op de ge
bruikelijke wijze ...43 De benoeming (creatie) van notarissen werd enkele
maanden later niet aan de departementale besturen maar aan de minister van
Justitie opgedragen.44 Ook de verlening van handlichting (venia aetatis) is
waarschijnlijk nooit aan landdrost en assessoren toegestaan.45
268
2-3 De besprekingen in het Wetgevend Lichaam
2-3-1 Aanbieding van het ontwerp
Tijdens de vergadering van de Staatsraad van 7 maart 1807 was besloten dat
Six en Van de Kasteele het wetsontwerp zouden aanbieden aan het Wetgevend
Lichaam.46 Dit deden ze in de middagvergadering van 13 maart. Eén van hen
hield daarbij namens de Staatsraad een redevoering, waarin de noodzaak van
een nieuwe wetgeving voor de departementale besturen werd uiteengezet.
De ondervinding der afgeloopene Eeuwen heeft dikwerf bewezen, dat eene
van de menigvuldige voordelen der gematigde Eenhoofdige Regeringen in
derzelver kracht, in de zekere en spoedige uitoefening der Wetten gelegen is.
Indien deze waarheid aldus door de geschiedenissen bevestigd wordt, hoeveel
te meer moet zij waarheid zijn in tijden waarin geheele volkeren uit het getal
der Maatschappij als het ware worden uitgewischt; - in een land, waar van de
instellingen door de gevolgen van overgrooten voorspoed haren veerkracht
hadden verloren; - in een land door Burgerlijke twisten bitter verdeeld, en de
straffen dezer twisten door onheil en zonder einde hebbende gedragen. Geluk
kig, dat wij in dezen toestand de verzachting onzer rampspoeden onder de
bestiering van een doorluchtig, verlicht en deugdzaam Koning mogen zien na
deren.47
Het bestuur op alle niveaus moest nu aan de monarchale regeringsvorm aan
gepast worden, opdat in alle delen van het rijk de besluiten van de centrale re
gering op de juiste wijze zouden worden uitgevoerd. Vandaar dan ook de aan
bieding van een wetsontwerp op de departementale besturen.
2-3-2 Onderzoek door een commissie
Om het ontwerp te bespreken stelde het Wetgevend Lichaam een commissie in
onder voorzitterschap van Wickevoort Crommelin. De commissie bestond
verder uit Van Andringa de Kempenaar, Verheyen, Van der Goes, De Crane,
De Vos van Steenwijk tot de Hoogenhof, Van Heeckeren tot de Cloese, Jar-
ges en Van Hengst.48 Op 20 maart bracht de commissie een rapport uit, dat
op 24 maart werd besproken. Na kennis genomen te hebben van de argumen
ten van de commissie en van die van Aylva van Neerijnen, die op eigen initia
tief een notitie gemaakt had, machtigde het Wetgevend Lichaam de commis
sie om in besprekingen met de koning te proberen wijzigingen in het ontwerp
aangebracht te krijgen 49
2-3-3 Besprekingen met de koning
De besprekingen tussen commissie en de koning moeten in eerste instantie er
gens tussen 24 en 31 maart hebben plaatsgevonden. Immers op 31 maart
bracht ze over deze besprekingen verslag uit aan het Wetgevend Lichaam. In
269