dezelfde commissie is niet duidelijk. Vermoedelijk wel, want er zijn geen aan-
wijzigingen dat er een andere is benoemd. Deze commissie moest de ideeën,
die bij de behandeling van het rapport in de Staatsraad naar voren waren ge
bracht omzetten in concrete voorstellen. De koning woonde de vergaderingen
bij.32
De commissie stelde het volgende voor. Omdat Holland gesplitst werd, zou
het rijk uit tien departementen bestaan. De naamgeving was deels overgeno
men van die van 1798: Eems, Zuiderzee, Smelde, IJssel, Betuwe, Leek,
Amstel, Merwede, Eilanden en Dommel. Bestuurders moesten tenminste 25
jaar oud zijn en niet aan elkaar verwant tot in de vierde graad. De president
werd landdrost genoemd en de raden assessoren. Een secretaris-generaal zou
eveneens deel van het departementaal bestuur uitmaken.
De departementen werden onderverdeeld in ringen, waar de koning drosten
zou aanstellen, die verantwoording verschuldigd waren aan de landdrost en
zorg dienden te dragen voor de uitvoering van wetten en bevelen van de cen
trale overheid in hun gebied.33
2-2-5 Sectie Wetgeving en Algemene Zaken
In de vergadering van de Staatsraad van 5 februari 1807, waar dit rapport
besproken werd, kreeg de Sectie Wetgeving opdracht op grond van deze gege
vens een wetsontwerp te maken. Hierbij diende ze rekening te houden met de
gevoerde discussies in de Staatsraad. Over de beleidsterreinen, die tot dan toe
tot de competentie van de Raden van Financiën behoorden moest ze overleg
plegen met de minister van Financiën.34
Kort daarna werd de Staatsraad door een besluit van de Koning van 14 fe
bruari met twaalf leden uitgebreid, doordat de buitengewone leden, die in de
residentie woonden voor de duur van het jaar 1807 tot gewoon lid werden be
noemd. Drie van hen kwamen de Sectie Wetgeving versterken: C. G. Hult-
man, J. E. Reuvens en J. Meerman.35
De Sectie Wetgeving deed op 21 februari 1807 verslag van haar werkzaam
heden aan de voltallige Staatsraad. Het enige dat we van deze vergadering we
ten is dat er opnieuw een commissie werd ingesteld.36
2-2-6 Commissie m
Deze commissie bestond uit de minister van Binnenlandse Zaken, de Sectie
Wetgeving, de voorzitters van de andere secties en de secretaris-generaal van de
Staatsraad. Behalve de nieuwe leden van de Sectie Wetgeving en de secretaris
generaal had deze commissie dus dezelfde samenstelling als de vorige.
De Staatsraad gaf haar opdracht om de contouren van een wet op de ge
meentebesturen vast te stellen en vroeg zich af of de president van een gemeen
tebestuur niet tevens drost van een ring kon zijn.37 Op 28 februari bracht de
commissie verslag uit aan de Staatsraad.
266
C. H. Hodges, Portret van koning Lodewijk Napoleon, 1809.
Amsterdam, Rijksmuseum.
267