Een poging tot centralisatie
van het bestuur
De wet op de departementale besturen van 1807
M. Bruggeman
Nevertheless, there is a positive aspect as well. In addition to 15 local govern
ments which have already established an archives service, 12 other are plan
ning to have one. But we must be aware of the urgent need not only for build
ings to preserve archives, but also for well-trained archivists who can serve the
public. Only when this is materialized, we can hope for truly fruitful historical
research supported by abundant archives.
Notes
See also: m.e. vanopstall, 'Archieven in
Japan', in Nederlands Archievenblad 80 (1976)
276-286 (editor's note).
Professor in archival studies at the Department
of Historical Documents of the National Insti
tute of Japanese Literature in Tokyo.
Samenvatting
De auteur geeft een beschrijving van de twee crises die de Japanse archieven
hebben bedreigd: de Meiji-restauratie in 1868, toen de oudste bescheiden niet
werden overgenomen door de nieuwe regering, en de bezetting na de Tweede
Wereldoorlog. Bovendien werd de archiefzorg lang verwaarloosd, was er
geen wetgeving en werd pas in deze eeuw begonnen met archiefonderzoek vol
gens Europese methoden. In 1951 werd Shiryokan opgericht ter verzameling,
bestudering en uitgave van historische documenten. De auteur is professor
aan dit instituut.
Er zijn in Japan 1487 lokale archiefbewaarplaatsen, maar de meeste zijn
klein, niet openbaar en slecht toegankelijk.
260
Inleiding
Vanaf 1795 werd het politieke toneel beheerst door de vraag of het nieuwe Ne
derland een federatieve of een eenheidsstaat moest zijn. Een eerste stap in de
richting van eenheidsstaat werd gezet, toen de Nationale Vergadering in 1796
de Bataafse Republiek één en ondeelbaar verklaarde. Concrete uitwerking
bleek echter moeilijk, daar ze verzandde in voortdurende verhitte discussies
van voor- en tegenstanders.
In januari 1798 zorgde een staatsgreep ervoor, dat de besluitvorming verder
in centralistische zin werd omgebogen. De verhouding tussen centraal bestuur
en provincies werd ingrijpend gewijzigd. Provinciale besturen werden onder
geschikt gemaakt aan het centrale bestuur. Zij werden geacht de wetten en be
velen van de centrale overheid uit te voeren en de provincie te besturen en kon
den geen eigen politiek beleid voeren. Ze werden financieel afhankelijk van
bijdragen uit 's Rijks kas.
Toch was het federalistisch verzet niet geheel gebroken. In de periode
1801 - 1805 werd de klok daardoor weer enigszins teruggezet. De provinciale
besturen konden toen hun politiek grotendeels zelf bepalen. Een aantal zaken
moest echter in alle provincies op dezelfde wijze geregeld worden. Provinciale
bestuurders moesten overal aan dezelfde eisen voldoen. In het gehele land
moest ervoor gezorgd worden dat alle kerkgenootschappen ongestoord hun
godsdienst konden uitoefenen. Ook moest de gezondheidszorg goed geregeld
zijn.
Met de benoeming van Raadpensionaris Schimmelpenninck werd opnieuw
een poging gedaan het centraal bestuur te versterken. Tijdens zijn bewind
(1805 - 1806) was de verhouding tussen rijk en provincies dan ook op dezelfde
wijze geregeld als in de periode 1798 - 1801De Raadpensionaris werd in 1806
vervangen door een koning, Lodewijk Napoleon, onder meer om de centrali
satie van het bestuur een grotere kans te geven.1 Omtrent de verhouding tus
sen centraal bestuur en departementale besturen bepaalde de Constitutie voor
261