de ambtenaren der gemeentelijke belastingen'. Deze bepalingen derogeren
aan de raadsbevoegdheid ex artikel 179 Gemeentewet. Daarnaast behoort tot
de bevoegdheid van b en w 'het schorsen van alle uit de gemeentekas bezol
digde ambtenaren, welker schorsing niet aan anderen is opgedragen' (artikel
209 sub q der Gemeentewet).
Nu kan de vraag gesteld worden of de gemeentearchivaris ooit gerekend
zou kunnen worden tot het personeel der 'gemeentelijke secretarie', aange
zien dit ingevolge artikel 209 sub p door b en w benoemd, geschorst en ontsla
gen wordt. Naar mijn mening zegt de bepaling van artikel 25 lid 3 Archiefwet
1962 op zichzelf niets omtrent de plaats van de gemeentearchivaris in de ge
meentelijke organisatie. Dit artikel geeft aan welk gemeentelijk orgaan de be
voegdheid heeft hem te benoemen, te schorsen en te ontslaan. Dit impliceert
dat ook al zou de gemeentearchivaris tot het secretariepersoneel behoren, het
bepaalde in artikel 25 lid 3 Archiefwet 1962 derogeert aan artikel 209 sub p der
Gemeentewet.
Samenvattend houdt dit voor de gemeentearchivaris in dat nij gemeen
teambtenaar is zodat op hem de gebruikelijke rechtspositionele bepalingen
van toepassing zijn, met dien verstande dat hij uitsluitend door de gemeente
raad benoemd, geschorst en ontslagen kan worden, zonder dat de raad be
voegd is dit aan B en w te delegeren.
Functionele aspecten
De zorg voor de archiefbescheiden van alle gemeentelijke organen is door ar
tikel 23 van de Archiefwet 1962 opgedragen aan B en w. De gemeenteraad
dient daarvoor een regeling vast te stellen, welke aan Gedeputeerde Staten
medegedeeld moet worden. De gemeentearchivaris heeft een tweevoudige
taak te vervullen:
1 hij beheert de gemeentelijke archiefbewaarplaats, waarheen overgebracht
worden de gemeentelijke archiefbescheiden welke ouder dan 50 jaar zijn;
2 hij oefent toezicht uit op het beheer van die gemeentelijke archiefbescheiden
die nog niet naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats overgebracht zijn.
Ten aanzien van dit toezicht bepaalt de wet, dat de gemeentearchivaris zulks
uitoefent onder de bevelen van B en w, overeenkomstig een door de gemeen
teraad vast te stellen en aan gs mede te delen regeling (artikel 25 lid 2 Archief
wet 1962). Deze tweevoudige taak van de gemeentearchivaris is in de Archief
wet 1962 vastgelegd, zodat niet anders dan op grond van formeel-wettelijke
bepalingen daaraan kan worden getornd. Degene die door de gemeenteraad
benoemd is tot beheerder van de gemeentelijke archiefbewaarplaats heeft bij
uitsluiting de bevoegdheid tot bewaring van de daarheen overgebrachte stuk
ken en draagt de titel gemeentearchivaris. Bovendien is hij bevoegd juridisch
relevant toezicht uit te oefenen op het beheer van de archiefbescheiden van de
gemeentelijke organen die niet naar de voornoemde archiefbewaarplaats zijn
overgebracht. Dit laatste roept vragen op omtrent zijn bevoegdheden ten aan
zien van degene die de facto belast is met het beheer van laatstgenoemde ar
chiefbescheiden. Heeft de gemeentearchivaris jegens deze bevoegdheid op
drachten te geven? Deze vraag kan niet eenduidig beantwoord worden. Het
zal afhangen van de door de gemeenteraad vastgestelde regeling en de door B
en w gegeven bevelen of die bevoegdheid aanwezig is en zo ja, hoever deze
zich uitstrekt. Denkbaar is dat opdrachten alleen via B en w en/of de gemeen
tesecretaris gegeven mogen worden. Toezicht behoeft niet de bevoegdheid te
impliceren tot het geven van opdrachten aan degene over wiens werkzaamhe
den toezicht uitgeoefend wordt. Tot het toezicht behoort in casu naar mijn
mening wel de bevoegdheid van de gemeentearchivaris B en w te kunnen in
formeren omtrent de bevindingen die hij bij dat toezicht heeft opgedaan en de
adviezen omtrent te nemen maatregelen. Bij dit alles ga ik ervan uit dat de
functie van gemeentearchivaris niet uitgeoefend wordt door de gemeentese
cretaris, hetgeen op grond van artikel 25 lid 1 Archiefwet 1962 mogelijk is.
Organisatorische aspecten
De bevoegdheid tot regeling van de gemeentelijke organisatie komt toe aan de
gemeenteraad. Dit is niet expliciet in de gemeentewet vastgelegd, maar volgt
uit het stelsel der wet. De raad is immers zowel voor wetgeving als bestuur het
hoogste orgaan van de gemeente. Hij heeft 'alle bevoegdheid die niet aan
den burgemeester of aan burgemeester en wethouders is opgedragen' (artikel
167 Gemeentewet). Ook het feit dat de raad inzake benoeming en ontslag van
gemeente-ambtenaren ingevolge artikel 179 Gemeentewet een wezenlijke rol
heeft impliceert dit, evenals zijn bevoegdheden inzake ambtenaren van de
burgerlijke stand (artikel 183 Gemeentewet). Ofschoon bepalingen terzake
van takken van dienst (artikel 252 en 253 Gemeentwet) met name op financië
le aspecten betrekking hebben, spreekt ook hieruit de competentie van de ge
meenteraad omtrent de gemeentelijke organisatie. Hetzelfde blijkt uit artikel
127a en 127b inzake de bevoegdheid van de raad met betrekking tot de organi
satie van de financiële administratie, het kasbeheer en de zogenaamde comp
tabele en uit de bevoegdheid tot regelgeving inzake de financiële controle (ar
tikel 265bis Gemeentewet). Omtrent de inrichting van de gemeentelijke
organisatie in ambtelijk opzicht is de gemeentewet zeer summier. De gemeen
tewet beperkt zich wat de ambtelijke functionarissen aangaat tot de gemeente
secretaris en de ontvanger c.q. comptabele, terwijl hierboven reeds enige bij
zondere bepalingen werden genoemd die ook op de organisatie in ambtelijke
zin hun weerslag kunnen hebben. In de opbouw van de gemeentelijke organi
satie is de raad vrij. Daar waar de wet - hetzij de gemeentewet, hetzij een bij
zondere wet - de aanwezigheid van bepaalde functionarissen vereist zal de
raad deze in die organisatie een zodanige plaats dienen te geven dat zij de hun
toevertrouwde taak naar de gegeven regels kunnen uitvoeren. Dit geldt voor
de gemeentearchivaris uiteraard ook.
In concreto houdt dat in, dat de raad het beheer van gemeentelijke archief
bewaarplaats aan de gemeentearchivaris op een zodanige wijze dient te laten
dat deze te werk kan gaan naar specifieke kennis en kunde op het terrein van
archiefbeheer. De specifieke deskundigheid van de gemeentearchivaris brengt
naar mijn mening met zich mede dat hij op zijn terrein rechtstreeks onder de
verantwoordelijkheid van B en w werkzaam is binnen de door de gemeente
raad vastgestelde regeling (artikel 23 Archiefwet 1962). Daarbij zijn geen be
perkingen aangelegd omtrent de plaats in de organisatie van de gemeentear-
242
243