De positie van de gemeentearchivaris
code 2 soort van werkzaamheid
1 inventariseren
2 plaatsingslijst maken
3 indiceren
code 3 (her)ontsloten,
alle gekoppeld aan een code voor het geheel of voor een - gespecificeerd - ge
deelte. Bij overschrijding van het maximum aantal posities verwijzen naar el
ders. Code 3 geeft de laatste momentopname weer. Voor jaarverslagen is het
gewenst dit gegeven ook aan jaren te kunnen koppelen.
236
Door het bestuur van de Landelijke Kring van Gemeente- en Streekarchivaris
sen (l.K.g.S.a.) werd in maart 1984 de commissie 'Positie Gemeentearchiva
ris' ingesteld, bestaande uit drs. F. C. Berkenvelder, voorzitter, mr.M.W.
van Boven, secretaris, en drs. J. F. J. van den Broek en mevrouw drs. Sj. Hid-
dema, leden. Zij kreeg de opdracht te onderzoeken welke positie de gemeen
tearchivaris op grond van het archiefrecht binnen de gemeentelijke organisa
tie behoort in te nemen en hoe in de praktijk - met name bij gemeentelijke
reorganisaties - deze positie dient te worden geregeld. De commissie verga
derde vijfmaal en hield éénmaal een hoorzitting.
Voor de behandeling van de vraagstelling heeft de commissie voor de vol
gende werkwijze gekozen. Allereerst oriënteerde zij zich op de archiefrechte-
lijke aspecten van de zaak. Ze kwam tot de conclusie, dat volgens de heersen
de opvatting, neergelegd in het KB van 22 mei 1979 (Stb. 431), houdende
gedeeltelijke vernietiging van het besluit van de gemeenteraad van Goes van
14 september 1977, nr. 25, dat de gemeentearchivaris op grond van artikel 25
van de Archiefwet 1962 een zelfstandige positie binnen het gemeentelijk appa
raat dient te hebben. Meer in het algemeen stelt het kb, dat een gemeentelijke
organisatie niet zodanig mag zijn opgezet, dat de gemeentearchivaris niet
meer rechtsreeks onder burgermeester en wethouders zijn taak zou kunnen
uitoefenen. De vraag die hierbij gesteld kan worden is of dit slechts bereikt
kan worden door de gemeentearchivaris en zijn dienst een afzonderlijke posi
tie binnen de gemeentelijke organisatie, rechtstreeks onder burgermeester en
wethouders, te geven. De commissie was van oordeel, dat hierover het advies
van een onafhankelijke deskundige op het gebied van het gemeenterecht ge
vraagd zou moeten worden.
Hiervoor is door de commissie benaderd prof. mr. H. Ph. J. A. M. Henne-
kens, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Katholieke Universiteit te
Nijmegen en tot medio 1983 directeur sektor openbaar bestuur van de Vereni
ging van Nederlandse Gemeenten. Bij het samenstellen van het advies heeft
hij overleg gepleegd met dr. F. C. J. Ketelaar, deskundige op het gebied van
het archiefrecht. Op 8 augustus 1984 bracht hij zijn advies uit aan de commis
sie. Op de inhoud ervan zal hierna nader worden ingegaan.
Bovendien achtte de commissie het voor haar werkzaamheden noodzake
lijk kennis te nemen van de feitelijke toestand bij reorganisaties van het ge
meentelijk ambtenarenapparaat. De informatie wenste zij te krijgen van col
lega's die bij dergelijke reorganisaties waren betrokken. Hiertoe werden de
volgende collega's uitgenodigd voor een hoorzitting op 27 april 1984 te 's-
Hertogenbosch: de gemeentearchivarissen van Gorinchem, Tilburg, Gouda,
's-Hertogenbosch, Delft, Zaanstad, Alkmaar, Vlissingen, Bergen op Zoom,
237