Bespreking van inventarissen
45 Ibideminv. nr. 26, p. 62-66 (14 december
1796).
46 Ibideminv. nr. 25, p. 18 (11 mei 1796), p. 113-
114 (26 mei 1796) en p. 58 (10 juni 1796).
47 Cfr. ibidem, inv. nr. 27, p. 52 (13 mei 1797).
48 Ibidem, inv. nr. 146, f. 38v-43r.
49 Ibidem, PR, inv. nr. 33, p. 170 (art. 76). Cfr.
ook ibidem, pb/pc, inv. nr. 26, p. 247 (art. 5 en
6) (1 oktober 1796).
50 Ibidem, inv. nr. 164, f. 141v-142r.
51 Ibidem, PR, inv. nr. 33, p. 173 (art. 84-85); ibi
dem, pb/pc, inv. nr. 146, f. 38v-43r.
52 Ibidem, inv. nr. 25, p. 169 (1 april 1796) en p.
203 (5 april 1796).
53 Ibidem, pr, inv. nr. 33, p. 174 (art. 88-89).
54 Ibidem, p. 171-172 (art. 80).
55 Ibidem, p. 171 (art. 80); ibidem, pb/pc, inv. nr.
152, f. 68v-69r, 74r-v.
56 Ibidem, inv. nr. 292, p. 3-5.
57 Ibidem, PR, inv. nr. 33, p. 172 (art. 81).
58 Ibidem, p. 171-172 (art. 80 en 82).
59 Ibidem, pb/pc, inv. nr. 26, p. 248 (art. 23) (1
oktober 1796).
60 Ibidem, inv. nr. 146, f. 35v-36r.
61 Ibidem, PR, inv. nr. 33, p. 172-173 (art. 83).
62 Cfr. supra.
63 razh, pb/pc, inv. nr. 146, (11 april 1796).
64 Cfr. zoodsma, De archieven van de Provisione
le Representanten, p. xxi-xxii.
65 razh, pb/pc, inv. nr. 368, p. 3.
66 Ibidem, inv. nr. 25, p. 166-167 (31 maart 1796).
67 Ibidem, inv. nr. 146, f. 2v-3r.
68 Ibidem, inv. nr. 292, p. 2.
69 Ibidem, pr, inv. nr. 33, p. 171 (art. 80).
70 Cfr. zoodsma, De archieven van de Provisione
le Representanten, p. xviii-xix.
71 razh, pb/pc, inv. nr. 25, 209 (5 april 1796).
72 Ibidem, inv. nr. 146, f. 52v-53r.
73 Ibidem, (8 april 1796).
74 Ibidem, pr, inv. nr. 24, p. 18-20.
75 Cfr. ibidem, pb/pc, inv. nr. 27, p. 67-68 (4
april 1797) en p. 4 (7 juni 1797); ibidem, inv.
nr. 28, p. 189 (2 oktober 1797); ibidem, inv. nr.
161, f. 103v-104r, 166v; ibidem, inv. nr. 162, f.
127r-128r, 144v (oktober).
76 Ibidem, inv. nr. 148, (6 juni 1796).
77 Ibidem, inv. nr. 156, f. 75v.
78 Ibidem, f. 81v, 130r-v.
79 Ibidem, inv. nr. 28, p. 27 (31 januari 1798).
Summary
The period from March 2 1796 to January 22 1798 constitutes a unique phase
in the constitutional history of the Netherlands. During this period the Bata-
vian Republic was a federal state. So far its importance is underestimated. In
the historiography of this period the impotence of the central body, the Natio
nale Vergadering, is emphasized, as the competences and activities of the pro
vincial authorities are forgotten.
They certainly proved efficient and resolute, at least in Holland, the princi
ple territory. The supreme body, the Provinciaal Bestuur, elected an executive
and advisory committee, the Provinciaal Comité, which established five lo
wer boards, the Departementen and the Commissie voor Binnenlandse Cor
respondentie.
In order to correct some of the stated disproportion in historiography this
article deals with the foundation, the competences, the functioning and the
ultimate removal of these provincial institutions in Holland.
196
j.denys, Inventaris van het archief van de familie Van Pottelsberghe en aan
verwante families, Rijksarchief in Gent, uitg. Brussel, 1983.
h.h. jongbloed, Inventaris van het familiearchief De Milly van Heiden Rei-
nestein (1641) 1741 -1949, waarin opgenomen het familiearchief Van Heiden
Reinestein (1552) 1589-1886, Rijksarchief in Drenthe, Assen, 1982.
g.f.sandberg, Inventaris van het archief van de familie Schorer. Rijks
archief in Zeeland, inventarisreeks nr.l, Middelburg, 1983.
Voor mij liggen drie inventarissen van complexe en belangrijke familiearchie
ven ter bespreking: een Zeeuwse over de familie Schorer, een Gentse over de
familie Van Pottelsberghe en een Drentse over de families De Milly en Van
Heiden Reinestein. De ontsluiting van deze archieven is meer van regionaal
belang; met name in de Nederlandse archieven bevinden zich stukken van per
sonen met nationale betekenis. Ik noem hier Johan Willem Meinard Schorer
(1834- 1903), vice-voorzitter van de Raad van State, Daniel Radermacher
(1664- 1708), directeur van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschap
pen, en Sigismund Pieter Alexander graaf van Heiden (1740- 1806), eerste
kamerheer van prins Willem v en een van zijn belangrijkste raadslieden. Het
onbreekt mij aan plaatsruimte om verder op de inhoud van de archieven in te
gaan; ik moet dus volstaan met de cliché-opmerking dat ze van grote rijkdom
zijn en met de kanttekening dat de achttiende eeuw het ruimst vertegenwoor
digd is.1
De verleiding is groot om het drietal inventarissen naast elkaar te leggen en
onderling te vergelijken. Men zou zich dan kunnen afvragen of er sprake is
van karakteristieke overeenkomsten in de beschrijvingen en of onderlinge af
wijkingen gerechtvaardigd zijn. Op deze manier zou men de leer, zoals die bij
voorbeeld verkondigd is in Een conglomeraat ontward; aanwijzingen voor
het inventariseren van familiearchieven 2 aan de praktijk kunnen toetsen.
Dat is des te interessanter, omdat een van de inventarisatoren in de inleiding
heeft opgebiecht dat hij is 'afgeweken van de (hem) onderwezen dogmatiek',
omdat 'de practijk van een inventarisatie doorgaans anders (is), boeiender en
ook dwingender, dan de mogelijkheden waarin de zuivere theorie voorziet'.3
Wil men echter met een dergelijke vergelijking de proef op de som nemen,
dan moeten de drie inventarissen ongeveer gelijkwaardig zijn. Zij moeten dus
voldoen aan het verwachtingspatroon dat door de praktijk van de laatste tien
jaren in het ordenen en beschrijven van familiearchieven is ontstaan. Dit is he
laas niet het geval; er bestaat een dusdanig niveauverschil dat bij onderlinge
vergelijking een verwarring dreigt te ontstaan tussen bestraffende kritiek en
het aansnijden van diskussiepunten. Slechts de inventaris van Jongbloed is
197