dus buiten het Provinciaal Comité om, met de bevolking en overheidsorganen waren niet toegestaan.52 Het vergaderreglement van 6 april 1796 van het Provinciaal Comité wijdde eveneens een hoofdstuk aan de activiteiten van de departementen. Deze be raadslaagden minstens drie maal per week, op maandag, woensdag en vrij dag, en wel in de namiddag tot drie uur. Meer dan eens vergaderden ze echter ook op andere dagen, afgezien van de weekeinden. Ze konden eigen commis sies instellen ten behoeve van bepaalde werkzaamheden; de departementen beschikten over eigen secretarissen en klerken, die onder leiding van de alge mene secretaris van het Provinciaal Comité stonden.55 Behalve van departe menten bediende het Provinciaal Comité zich in voorkomende gevallen van commissies, die interdepartementaal samengesteld konden zijn. De belang rijkste was de Commissie van Binnenlandse Correspondentie, in functie van af 7 april 1796. Thans volgt een uiteenzetting van de bevoegdheden en werk zaamheden van de onderscheiden departementen en van de genoemde commissie. 5-1 Departement van Algemeen Welzijn Het Departement van Algemeen Welzijn vormde het belangrijkste departe ment en bewoog zich het minst op specifiek terrein. Het kende de ruimste taakomschrijving.54 Daardoor bereidde het vele bestuursbeslissingen van het Provinciaal Comité voor, bijvoorbeeld inzake verpondingen, domeinen, jacht en visserij, waterstaat, overheidsgebouwen, recht en bestuursorganisa tie, kerkelijke zaken, uitgewekenen en noodlijdenden. Tal van andere beslui ten bereidde het daarnaast te zamen met het Departement van Financiën voor, zoals omtrent collectieve middelen en economische vergunningen. Ook gebeurde het evenwel dat het Departement van Algemeen Welzijn deze zaken alleen voorbereidde. Rechtspraak oefende het departement in fiscale aangelegenheden en ambtsmisdrijven uit, dit in combinatie met het Departement van Financiën, maar onafhankelijk van de beide andere departementen. De hierbij gevelde vonnissen werden slechts voor de vorm gesteld op naam van het Provinciaal Comité. Ten slotte mocht het Departement van Algemeen Welzijn gerechtelij ke vooronderzoeken instellen in cas van verradery, muitery, seditie of oproer, terwijl de afwikkeling van deze strafprocedures door het gehele Provinciaal Comité geschiedde.55 Het departement bestond uit acht leden, die op 1 april 1796 hun werkzaam heden begonnen. Om de twee weken kozen ze uit hun midden een voorzitter en vice-voorzitter. Als regel gold daarbij, dat telkens een gewezen lid van het voormalige Comité van Algemeen Welzijn der Provisionele Representanten de helft van het presidium uitmaakte, de ene keer als president, de andere maal als diens plaatsvervanger. L. J. Blok fungeerde vanaf 13 april 1796 als secretaris. Deze nam, indien nodig, tevens het secretariaat van het Provinciaal Comité waar; eveneens trad hij steeds als secretaris van de bovenbedQelde ge combineerde vergaderingen der Departementen van Algemeen Welzijn en Fi nanciën op. Met het oog op de vereiste efficiëntie vormde het Departement van Algemeen Welzijn een negentiental commissies van twee tot vier leden.56 190 In een van deze commissies, namelijk die der collectieve middelen en remo- tiën, zetelde het advocaat-fiscaal der collectieve middelen. Twee leden van het departement hadden, namens het gehele Provinciaal Comité, zitting in het College der Sociëteit van 's-Gravenhage, gezamenlijk met vertegenwoordi gers van het Hof van Holland en van de Haagse magistraat. Gelijktijdig met de personele bezetting van het Provinciaal Comité werd die van het Departement van Algemeen Welzijn op 5 april 1797 vernieuwd. Blok bleef aan. De staatsgreep van 22 januari 1798 betekende evenzeer het einde voor het functioneren van dit departement. Denkelijk hielden zijn leden op 29 januari hun laatste bijeenkomst. De gecombineerde vergaderingen met het Departement van Financiën duurden nog tot 30 januari daaropvolgend. 5-2 Departement van Militaire Zaken Het Departement van Militaire Zaken was op zeer specifiek terrein werk zaam.57 Het behandelde de militaire aangelegenheden die onder de werking van de gewestelijke overheid vielen. In het bijzonder valt in dit verband te denken aan het toezicht op de fortificatiën en militaire magazijnen, alsmede aan de materiële verzorging van de garnizoenen en ingekwartierde soldaten. Het departement had mede bemoeienis met het commando over het Haagse garnizoen, met troepenverplaatsingen in het gewest Holland en met aspecten van de gewapende burgerwacht aldaar. De rol van het Departement van Mili taire Zaken was nagenoeg geheel van adviserende aard; soms kreeg het kwesties ter afhandeling toebedeeld. De vier leden kwamen op 1 april 1796 voor het eerst bijeen. Periodiek kozen ze een nieuwe voorzitter. Op 7 april 1796 stelden ze J. van Oostendorp als se cretaris aan, die tevoren die functie in het Comité van Militaire Zaken der Provisionele Representanten had waargenomen. Na bijna een jaar, op 5 april 1797, veranderde de samenstelling van dit departement, tegelijk met die van het Provinciaal Comité. Van Oostendorp handhaafde men. Het Departement van Militaire Zaken zette zijn werkzaamheden nog enkele dagen na de staats greep van 22 januari 1798 voort, maar ging waarschijnlijk op 1 februari daar aanvolgend definitief uiteen. 5-3 Departement van Financiën Het Departement van Financiën hield zich bezig met financiële en justitiële zaken.58 In de eerste groep vallen de ontvangst en registratie van de opgaven der gewestelijke comptabele beambten op; daarnaast de bevelen, uitgevaar digd op last van het Provinciaal Comité, aan het Bureau van Financie tot de feitelijke opmaak en afgifte der betalingsopdrachten. Drie leden van het Pro vinciaal Comité dienden deze ordonnantiën te ondertekenen, waaronder al tijd een lid van het Departement van Financiën.59 Met betrekking tot de opstelling van de financiële overzichten voor het Provinciaal Bestuur en het voldoen aan de quota voor de Nationale Vergadering verrichtte het departe ment voorts voorbereidende werkzaamheden. Slechts de routinecorrespon dentie met de ontvangers der collectieve middelen mocht het spoedig zelfstan dig afdoen, mits het hierover op gezette tijden verslag uitbracht in de vergadering van het gehele comité.60 191

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 37