tionale Vergadering en stichtten de eenheidsstaat. De gewestelijke bestuursor
ganen werden nog op 22 januari 1798 afhankelijk van en verantwoordelijk
aan de gezuiverde Nationale Vergadering, sindsdien de Constituerende Ver
gadering genoemd en spoedig van een Voorlopig Uitvoerend Bewind van vijf
personen voorzien. Het Provinciaal Bestuur kreeg de aanduiding van voorlo
pig Intermediair Administratief Bestuur van het voormalige gewest Hol
land,24 belast met het waarnemen van lopende zaken en het uitvoeren van be
velen. In buitengewone vergadering bijeen, kozen de aanwezigen genoemde
Loosjes tot voorzitter, die zich onmiddellijk al onbevoegd achtte een missive
te openen met het opschrift: au President des Etats de Hollander op zijn
voorstel ook werd het grootzegel als overbodig in de charterkamer opgebor
gen.26 De op dat moment gewraakte wangedrochtelijke Souverainiteit der
provincie gaf Holland dus aanstonds en zonder tegenstribbelen prijs. Als blijk
van tevredenheid maakte de Constituerende Vergadering hiervan honorable
mentie in haar notulen van 24 januari 1798.27
Op 31 januari ging het voorlopige Intermediair Administratief Bestuur op
reces op last van het Voorlopig Uitvoerend Bewind, bij gebrek aan voldoende
te verrichten werkzaamheden. Op gezag van hetzelfde orgaan gereduceerd tot
twintig personen, kwam het definitieve Intermediair Administratief Bestuur
op 5 februari 1798 bijeen, dat zowel het gewezen Provinciaal Bestuur als het
opgeheven Provinciaal Comité moest vervangen.28
4
Het Provinciaal Comité
Artikel 72 van het reglement van 5 februari 1796 behelsde dat het Provinciaal
Bestuur binnen veertien dagen na zijn aantreden op 2 maart een dagelijks li
chaam moest aanstellen van twintig personen. Dit orgaan kreeg de naam van
Provinciaal Comité of Comité Provinciaal. De leden mochten uit het Provin
ciaal Bestuur afkomstig zijn; bij toetreding tot het comité verviel evenwel aan
stonds het eventuele lidmaatschap van het Provinciaal Bestuur.29 Inderdaad
vonden op 14 maart 1796 de keuze en benoeming plaats, hetgeen per departe
ment geschiedde. De aangewezenen behielden acht dagen lang het recht on
derling van departement te verwisselen, mits ze het Provinciaal Bestuur hier
van op de hoogte stelden en deze instantie daaraan haar goedkeuring
verleende.30 De benoeming gold voor een jaar. Het Provinciaal Bestuur stel
de op dezelfde dag J. F. Leemans tot secretaris in ambtelijke dienst aan,
destijds nog als zodanig fungerend voor het Comité van Algemeen Welzijn
der Provisionele Representanten. Omdat dit comité en, gelijk gezegd, die van
Militaire Zaken, van Financiën en van Koophandel en Zeevaart tot en met 31
maart 1796 aanbleven, trad het Provinciaal Comité met zijn departementen
eerst de dag daarop in werking.
Verschillende overwegingen leidden tot de oprichting van het Provinciaal
Comité, functionerend als een soort ministerraad in de dop: de noodzakelyke
éénheid in de werkzaamheden moest beter gewaarborgd worden dan tijdens
het bewind van de Provisionele Representanten met hun vele uitvoerende co
mités verkregen was; het beginsel van de scheiding der machten wilde men al
dus realiseren; de regeling van veel routinezaken diende uit handen van het
186
Provinciaal Bestuur genomen te worden.31 Het algemene arbeidsterrein van
het Provinciaal Comité blijkt uit artikel 74 van het reglement van 5 februari
1796. Het comité schreef de gewone en buitengewone vergaderingen van het
Provinciaal Bestuur uit en bereidde deze voor; het adviseerde dit orgaan in al
le kwesties van niet-justitiële aard;32 het voerde de directie over de alge-
meene huishoudelyke zaaken, der Provincie, over de Financie, over de Pro-
vintiaale Militaire zaaken, en over het geen strekken kan tot bevordering der
onderscheidene takken van Publiquen welvaartP Hieruit vloeiden tal van
bijzondere bevoegdheden en taken voort. In de voorlopige instructie van 4
april 179634 en de definitieve versie van 1 oktober van dat jaar35 ging het Pro
vinciaal Bestuur op een aantal hiervan nader in. Hierbij valt op dat de instruc
tie van 28 augustus 1751 voor de Gecommitteerde Raden van de Staten van
Holland en West-Friesland36 grotendeels bleef gehandhaafd. Nadien dwong
de praktijk het Provinciaal Bestuur nog enkele keren de rechten en plichten
van zijn uitvoerend lichaam en détail scherper te formuleren.37
Tot de bijzondere bestuursbevoegdheden en -taken van het Provinciaal Co
mité behoorden de zorg voor de inning en afdracht van belastingen als de col
lectieve middelen en de verpondingen, alsmede de zorg voor de administratie
der domeinen en geestelijke goederen. Een en ander stelde het Provinciaal Co
mité mede in staat om op gezette tijden overzichten der gewestelijke geldmid
delen bij het Provinciaal Bestuur in te leveren en paste bij zijn bevoegdheid
om controle uit te oefenen op het functioneren van het vermelde Comité van
Rekeningen. Het Provinciaal Comité hield bovendien toezicht op de wa
terstaatswerken die door het gewest bekostigd werden ten behoeve van de bin
nenscheepvaart en ter voorkoming van overstromingen. Met het oog hierop
diende het in overleg te treden met de genoemde Commissie tot de Superinten-
dentie der Zeedijken en Zeeweringen. Ook mocht het bepaalde ambtenaren
benoemen en betalingsopdrachten afgeven; voorts beschikken op rekesten
om admissie tot het notariaat en op verzoeken tot het drijven of overdragen
van bakkerijen, bierstekerijen of bierstallen, slijterijen en grossierderijen.38
Bij het Provinciaal Comité berustte daarenboven als bestuurstaak de uit
voering van het beleid inzake de in- en uitvoer van granen, zoals vastgelegd in
de publicatie van 5 april 1796 van het Provinciaal Bestuur. In navolging van
de Provisionele Representanten stimuleerde het Provinciaal Bestuur de invoer
van koren in Holland door het uitloven van premies. Enerzijds wilde men al
dus de voedselsituatie in het eigen gewest verbeteren, anderzijds de werk
zaamheid der trafieken bevorderen. De uitvoer van granen werd uit handels
oogpunt evenwel niet al te zeer aan banden gelegd, ofschoon de voorraden
niet tot onder een bepaald niveau mochten slinken. Welnu, het Provinciaal
Comité had het recht de opdrachten tot uitbetaling der premies te geven, con
troleerde de feitelijke tarwevoorraad en besliste over de exportvergunnin
gen.39 Aangezien het reglement voor de Nationale Vergadering echter alleen
aan deze instantie het recht toekende om in dit verband beperkend op te tre
den, verdwenen na een overgangsperiode van een half jaar met ingang van 1
september 1796 de Hollandse beperkende bepalingen op de export van granen
en andere produkten, zoals boter.40
Naast de genoemde bestuursbevoegdheden en -taken, had het Provinciaal
Comité tevens een rechtsprekende functie inzake geschillen van fiscale aard,
187