Automatisering in het Rijksarchief in Limburg Een terugblik op de eerste zes maanden praktijk P. AW. Dingemans De computer is het hulpmiddel bij uitstek om archieven - vanuit de informati ca te beschouwen als grote, ongestructureerde data-bestanden op eigentijd se wijze te ontsluiten. De inhoud, die gegeven moet worden aan het begrip 'ontsluiting', is enigszins controversieel en tot een communis opinio zal het voorlopig nog wel niet komen. Gezien het sterk toegenomen aandeel in het historisch onderzoek van literatuur en documentatie ben ik van mening dat over het algemeen een trefwoordencatalogus, waarmee ook de series ontslo ten zijn, een meer 'gebruikersvriendelijke' toegang biedt tot een archief dan de klassieke inventaris. Het manueel opzetten en onderhouden van een tref woordencatalogus van enige omvang is vergeleken met de geautomatiseerde vorm pure tijdverspilling, aangezien de grote investering in tijd en arbeid daarbij altijd slechts een zeer beperkt resultaat kan opleveren. Het waren juist de uitgebreide mogelijkheden van de computer op dit ter rein, die in het begin van de zeventiger jaren mijn belangstelling voor dit hulp middel wekten. Het was op dat moment nog een groot en kostbaar apparaat, alleen te bedienen door specialisten en met behulp van omslachtige invoerpro- cedures. Mogelijkheden om vanuit de Rijksarchiefdienst praktische ervarin gen op te doen met het gebruik ervan waren op dat moment nog nihil. In 1975 volgde tijdens de door de Rijksarchiefschool georganiseerde applicatiecursus computers een eerste kennismaking met de praktijk, die echter buiten artike len en vergaderingen over de automatisering geen direct gevolg had. Inmid dels begonnen in het ons omringende buitenland collega's met praktische toe passingen te pionieren. Namen en projekten zijn inmiddels genoegzaam bekend uit de artikelen, die hierover in de vakpers verschenen. Ook binnen de van en verschillende archiefdiensten werd ten gevolge hiervan een discussie opgeroepen, evenwel nagenoeg zonder praktische gevolgen. Waren enige col lega's al bereid zich op experimenten te storten, zij konden niet voldoende ambtelijk steekhoudende argumenten produceren om van de principalen hier voor geld los te krijgen. Pas na 1980 begonnen schoorvoetend enkele experi menten deels gecamoufleerd als tekstverwerking. Begin 1983 werd ik zelfbij mijn dissertatieonderzoek naar verbanningen uit 152 Maastricht gedurende de Middeleeuwen geconfronteerd met een overvloed aan gegevens die zonder 'elektronische kaartenbak' niet meer te hanteren was. Inmiddels was de microcomputer een betaalbaar apparaat geworden en door mij werd een exemplaar aangeschaft. De mogelijkheden van deze kleine microcomputer met twee disk-drives waren voor de rijksarchivaris in Lim burg de directe aanleiding om zich actief met de invoering van automatisering bezig te gaan houden. In dit stadium werd nog aan verwerking buitenshuis door middel van een main-frame gedacht. Ter oriëntatie werden bezoeken ge bracht aan de Hauptstaatsarchive in Düsseldorf en Hannover, waar op dit punt al kennis en ervaring vergaard was. Naar een project behoefde niet lang gezocht te worden, want reeds vele jaren stond een effectieve ontsluiting van de series verbalen uit het Provinciaal Archief boven aan mijn verlanglijst. Van dit ontsluitingsproject-proverbal gedoopt - volgt hierna een korte beschrijving. De provinciale besturen hebben in een bepaalde periode-in Limburg 1824- 1861 - voor de ordening van hun archieven het verbaalstelsel1 toege past. De belangrijkste toegang op de inhoud der verbalen wordt hierbij ge vormd door de serie indices2 in Limburg voor Gouverneur en Gedeputeerde Staten tesamen 21899 bladzijden a 20/30 regesten groot. Deze regesten zijn per bladzijde meestal chronologisch onder een hoofd3 gerangschikt en ver wijzen naar het verbaal, waarbij het beschreven stuk is gevoegd. Gezien de ge bruiksfrequentie van de indices met de daaraan verbonden risico's, het onge mak veroorzaakt door het vaak buitenmodels-formaat en het feit dat een hoofd in vele delen (a 500 bladzijden) kan voorkomen, leek voor de verbete ring van deze belangrijke toegang de computer uitermate geschikt. Samen met drs. Berkvens4 heb ik een ontsluitingsmodel opgezet, waarbij een belangrijk uitgangspunt was, dat de invoer rechtstreeks uit het origineel moest geschieden door studiezaal/depotbedienden of ervaren hulpkrachten. In eerste instantie werd voor proverbal contact gezocht met een compu tercentrum van de overheid: het ccl in Heerlen. Dit contact verliep echter niet geheel bevredigend. Na een eerste oriëntatie had het CCL ruim vier maan den nodig om een demonstratie te organiseren, die dan ook nog bepaald niet vlekkeloos verliep. De kostenraming geschiedde weinig overtuigend en viel m.i. nogal hoog uit. Dit bracht mij ertoe de specificatie van proverbal voor te leggen aan een in de regio gevestigd bedrijf, Euro-Data bv eveneens in Heerlen. Hier adviseerde men gebruik te maken van een mini-computer: de Olivetti m-40, waarvan het Centraal Bureau voor de Statistiek er reeds een aantal in gebruik had, met als software een standaard database-pakket: dbm. Gezien onze specifieke eisen was het echter niet zeker dat dit pakket op lange re termijn bruikbaar zou zijn, doch dan lagen nog andere oplossingen in het verschiet. Een demonstratie zonder schoonheidsfoutjes was binnen een week geregeld, evenals een gespecificeerde offerte. Nadat de financiële kant door de Rijksarchivaris geregeld was, kon een m-40 met periferieapparaten5 ge huurd worden voor een bedrag, dat ongeveer de helft was van de door het ccl geraamde kosten voor één terminal met printer. De computer werd in april 1984 operationeel en er werd gestart met een proefbestand proverbal en met plakkaat, een bestand van in het Over- kwartier van Gelder uitgevaardigde plakkaten en ordonnanties. Dit laatste 153

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 18