rische wetenschap, voor ons vak van wezenlijk belang. Overeenkomst: voor beide opleidingen geldt hetzelfde ten aanzien van management. Hij bepleitte dan ook samenwerking tussen de verschillende soorten informatie-opleidin gen. J. P. Sigmond (Nederland) behandelde de rol van beroepsverenigingen bij de opleidingen vooral in gedecentraliseerde staten: wanneer er alleen een staats- archiefdienst bestaat, kan de dienst de opleiding even goed verzorgen. Hij her innerde aan de in verenigingsverband tot stand gekomen Handleiding van Muller, Feith en Fruin, alsmede de Nederlandse archiefwetten. Hij zag vooral bij de organisatie van studiebijeenkomsten en aanvullende cursussen, waarin men bij voorbeeld op recente ontwikkelingen ingaat, een rol voor verenigin gen weggelegd. Mevrouw P. Rastas (Finland) benadrukte in haar desbetreffende inleiding dat ook registratuurpersoneel een degelijke opleiding nodig had, en wel in combinatie met, dan wel onder supervisie van het (oud-)archiefwezen. Men zou reeds aanwezig, maar niet opgeleid personeel in de gelegenheid moeten stellen dit defect bij te spijkeren. Verder pleitte zij ervoor het beheer van het dynamisch archief en vroegtijdige overbrenging onder toezicht van de archi varis te doen plaatsvinden, zoals in Scandinavië gebruikelijk is. De praktijk in verschillende landen toont dat het strikt gescheiden houden van de registra tuur en de archivarisopleidingen niet noodzakelijk is. Een basisopleiding met gespecialiseerde vervolgopleidingen en -stages heeft de voorkeur. F. P. Kahlenberg (Bondsrepubliek Duitsland) stelde in zijn referaat 'de opleiding van media-archivarissen', dat naast archivistische kennis ook tech nische kennis noodzakelijk was, en daarnaast ervaring op bibliotheek en do- cumentatiegebied. Van de 23 personen, die een interventie hielden, vermelden wij slechts de be langrijkste. H. Vosske (ddr) wees op de wenselijkheid naast de historische we tenschap ook rechtswetenschap, vooral staatsrecht en geschiedenis van de staatsinstellingen, in het curriculum op te nemen, vooral de Verwaltungsge- schichte (geschiedenis van bestuur en van de organisatie van het bestuur); hij verwees daarbij naar de situatie in Italië, waar dit vak archivistica speziale heet. A. Kamba (Zimbabwe) benadrukte de noodzaak van acceptatie door bestuurders, een acceptatie die alle energie waard is. B. Woelderink wees in aanvulling op Sigmonds en Rastas bijdrage op de goede relatie met de sod en de regionale samenwerking bij het knelpunt semi-statische archieven. De Joe goslaaf M. Milosevic wees op de tot nog toe tekort schietende rol van vereni gingen in internationaal verband en pleitte voor een aktieve(re) deelname in de Section Professional Archival Associations van de ica. De Israëliër P. Alsberg-Alssur stelde als enige een concrete vraag, namelijk hoe men de opleiding moest veranderen om met minder mensen ten aanzien van de traditionele archieven het bedrijf op peil te houden. Hij kreeg hierop geen antwoord, zelfs niet: 'Wij weten het ook niet'. De sprekers kregen de gelegenheid om nog op de interventies in te gaan, het geen vooral B. Brachmann zeer uitvoerig deed, zonder iets wezenlijks aan zijn verhaal toe te voegen. M. Cook gaf toe, naar aanleiding van kritiek van diver se interveniënten, dat archiefwetenschap essentueel verschilt van bibliotheek- 290 Derde plenaire zitting op 20 september 1984. Derde van links J. P. Sigmond. (foto: J.A.M. Y. Bos-Rops) wetenschap. De secretaris, mevrouw S. Petrova (Bulgarije), vatte het geheel samen. De betogen lijken wegens de overeenkomst in de problemen veel op el kaar; ook ten aanzien van de verhouding met bibliotheek en documentatie verschilde men weinig van mening. De vergadering werd zeer beslist geleid door de Tunesiër A. Temini, die, zelf een spraakwaterval, iedere andere spreker die over de toegestane tijd ging met een zelf meegebrachte tafelbel kapte, en zelfs de Armeniër A. O. Arutjanjan (USSR), die na herhaald bellen onverstoorbaar doorging, met een door de zaal overgenomen applaus van het spreekgestoelte verdreef. Internationale uitwisseling van reproducties van archiefstukken J.E.A.L. Struick en H. Bordewijk In de bijzonder voltallige bijeenkomst op 21 september was het onderwerp: 'Internationale gemeenschappelijke regelingen voor de uitwisseling van ar chiefmateriaal met behulp van reprografie'. Uitgangspunt van deze zitting was het rapport van L. Körmendy (Hongarije). Hij gaf een overzicht op basis van een enquete naar internationale projecten, waarbij, dankzij reprografie, archiefmateriaal is uitgewisseld. Redenen voor een dergelijke uitwisseling zijn onder andere lacunes in eigen archiefbezit, wijziging van grenzen of van be langstelling van gebruikers. Als vormen van samenwerking kunnen worden genoemd de verplichte aankoop, ruil van archiefstukken of varianten van deze mogelijkheden. In de aanvullende bijdragen werden concrete uitwisse lingsprogramma's gemeld, zoals een gemeenschappelijk verfilmingsprogram ma van Malawi, Zambia en Zimbabwe en de Poolse aktiviteiten om archieven te verzamelen over de eigen geschiedenis. 291

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 6