risatie en indicering. Met name de begeleiding van een groot aantal stagiaires
zal degenen die dat betrof door haar takt, geduld en meelevendheid nog lang
in goede herinnering blijven. Vlak voordat ze per 1 januari 1984 op eigen ver
zoek eervol werd ontslagen (vut) verscheen haar Inventaris van de collectie
losse aanwinsten, 1356-20e eeuw van het Rijksarchief in Noord-Holland. Dit
omvangrijke werk, 1581 archiefnummers, had veel tijd gevergd, met name
door het natrekken van de herkomst en het terugplaatsen van veel archivalia.
Bij de inventarisatie werd uitgegaan van de gedachte dat in een collectie losse
aanwinsten geen stukken thuis horen die afkomstig zijn uit overheidsarchie
ven of andere bij archiefdiensten berustende archieven. Deze archivalia zijn
derhalve afgescheiden en in 1981 en 1982 zoveel mogelijk bij de desbetreffende
archieven gevoegd, die veelal in beheer waren bij de gemeente- en streekar
chieven in Noord-Holland. Ook werden nogal wat gedrukte stukken overge
bracht naar de bibliotheek. Enkele collecties en archiefjes van enige omvang
zijn tenslotte ook door haar in afzonderlijke inventarissen beschreven. Een
overzicht van deze laatste is te vinden in het jaarlijks in het regionaal historisch
tijdschrift 'Holland' gepubliceerde archiefoverzicht. Het is overigens jammer
dat deze belangrijke inventaris nooit in het Nederlands Archievenblad is
besproken.
Ook andere inventarissen en plaatsingslijsten van haar hand zijn versche
nen, doch deze zijn slechts ter plekke in het rijksarchief van Noord-Holland te
raadplegen. De belangrijkste waren in 1979 inventarissen van het Hof van As
sisen de Rechtbank van Eersten Aanleg te Haarlem en te Hoorn en de Vrede-
en Politiegerechten, alle uit de periode 1811-1838. In de periode 1981-1983
kwamen de hiervoor genoemde inventarissen van archiefjes afgescheiden van
de losse aanwinsten gereed maar ook, in samenwerking met Th. P. M. van der
Fluit, een voorlopige inventaris van het omvangrijke archief van de Recht
bank Amsterdam, 1838-1920.
Haar juridische kennis en belangstelling voor het functioneren van de
rechtsinstellingen komen tot uiting in een bijdrage aan de inleiding en het
tekstgedeelte van de in 1981 verschenen Archiefgids voor Noord-Holland. Ze
gebruikte die kennis eveneens als docent aan de Rijksarchiefschool, waar ze
van 1977 tot 1981 les gaf in het vak 'Geschiedenis van de Nederlandse Staats
instellingen'. Ten grondslag aan deze belangstelling lag het bezit van de heer
lijkheden Grijsoord en Klinkerland. Vele jaren is ze actief geweest in het op
sporen van het oude archief van die heerlijkheden bij haar medeëigenaren,
met name de graaf de Chambure te Bergen op Zoom. Ze had van hem gedaan
gekregen dat ze het archief, dat weliswaar eigendom was van de gezamenlijke
heren en vrouwen, maar dat door de grootste aandeelhouder werd beheerd,
mocht inventariseren. Jaren is ze hiermee bezig geweest en de inventaris zou
alreeds zijn gedrukt, ware het niet dat de graaf de Chambure overleed, waar
door zich de mogelijkheid voordeed zijn aandeel te kopen. Vanaf dat mo
ment, ongeveer één jaar voor haar eigen overlijden, was ze voor ongeveer 97<7o
eigenaar van de heerlijkheden en daarmee ook van het zo waardevolle archief.
Ze heeft er gelukkig nog voor kunnen zorgen dat dit archief met daaraan toe
gevoegd datgene wat nog te voorschijn was gekomen uit de nalatenschap van
de graaf, in bruikleen werd overgedragen aan het Rijksarchief in Zuid-Hol
land. Haar laatste levensjaar heeft ze voor een groot gedeelte besteed aan het
414
inventariseren van hetgeen nog aan het oude archief was toegevoegd. Ze is
daarmee niet klaar gekomen. Inmiddels zijn er door de nieuwe eigenaar maat
regelen getroffen dat ook haar eigen archief, voorzover het betrekking heeft
op Grijsoord, in bruikleen wordt gegeven aan het Rijksarchief in Zuid-
Holland en dat de inventarisatie zal worden voltooid. Hiermee zal een diep ge
wortelde wens van Pep toch in vervulling gaan.
Nog één activiteit moet, zeker in dit blad, worden vermeld. Van maart 1974
tot april 1976 werd ze belast met de waarneming van het secretariaat van het
Convent van Rijksarchivarissen. Eén van hen typeerde haar werk als volgt,
vanaf die tijd zijn de notulen en vergaderstukken weer leesbaar en begrijpe
lijk. Met zeer veel inzet en liefde heeft Pep voor het tweede deel van het Nieuw
Nederlands Biografisch Woordenboek een artikel geschreven over Hanme
Schaft, een dispuutgenote. Met diezelfde inzet, trouw en aanhankelijkheid
gaf ze zich, recht toe recht aan, voor eigenlijk iedereen die haar levenspad
kruiste. Ze was eenvoudigweg niet in staat om eens gelegde kontakten te ver
breken of te laten verbleken. Van vele reünies vormde ze het actieve middel-
punt.
Haar intimi hebben de zeer grote belangstelling bij de crematie opgevat als
een bewijs voor de zin van haar invulling van het leven.
T. N. Schelhaas
415