Staatsexamen Gymnasium-B en in 1941 het Staatsexamen Gymnasium-A.
Haar keuzevak viel in die beginjaren van de oorlog uiteraard niet zo goed, zo
dat ze rechten ging studeren. Van grote invloed op haar verdere leven is ge
weest het kontakt dat ze opdeed in haar dispuut 'Gemma'Zeer vele vriend
schappen die daar zijn gesloten hebben een leven lang geduurd. De maatrege
len van de bezetter zijn niet ongemerkt aan haar voorbijgegaan. Zo verloor ze
enkele dispuutgenoten ten gevolge van werk in het verzet. Gezien haar aard
viel het niet te verwonderen dat ze in april 1943 weigerde een schriftelijke loya
liteitsverklaring aan de bezetter af te leggen. Ze brak haar studie af en werd
dienstbode, eerst in het oosten van het land en later in Heemstede. Na de be
vrijding hervatte ze haar rechtenstudie, die ze voltooide in 1949.
Op 16 augustus 1949 trad ze in dienst bij de Afdeling Effectenregistratie van
de Raad voor het Rechtsherstel. Tot 1961 was ze werkzaam bij de juridische
afdeling, van 1 oktober 1961 tot de opheffing van de Afdeling op 31 december
1971 als waarnemend secretaris. Omdat de functie van secretaris niet meer
werd opgevuld was ze in feite degene die onder het bestuur leiding gaf aan de
werkzaamheden van de Afdeling.
Voor een goed begrip verdient het doel van de instelling waarbij Pep War
ning zovele jaren heeft gewerkt enige explicatie. In de oorlog 1940-1945 had de
Duitse bezetter in Nederland op grootscheepse schaal roof gepleegd: bepaalde
bevolkingsgroepen en instellingen hadden hun vermogensbestanddelen moe
ten aangeven en inleveren of kregen een Duitse beheerderdie deze bezittingen
liquideerde. Zo moesten de Joodse landgenoten hun roerende eigendommen,
waaronder effecten, inleveren bij de door de Duitsers gecreëerde bankinstel
ling Lippmann Rosenthal en Co, die de ingeleverde effecten buiten de eigena
ren om verkocht of naar Duitsland verzond. Ook door oorlogshandelingen,
plundering van bankkluizen en aankopen op de beurs van Duitse zijde was
veel Nederlands effectenbezit verloren gegaan of over onze grenzen verdwe
nen. Teneinde het door de Duitsers gepleegde onrecht zoveel mogelijk te her
stellen is bij het Londense Besluit herstel rechtsverkeer (17 september 1944,
Stb. E 100) de Raad voor het Rechtsherstel ingesteld. Deze Raad was verdeeld
in zes afdelingen, waarvan de Afdeling Effectenregistratie welhaast de belang
rijkste was. Deze Afdeling had tot taak alle binnen de Nederlandse rechtssfeer
gelegen effecten numeriek te registreren en te dien aanzien de rechtsverhou
dingen vast te stellen met uitsluiting van de burgerlijke rechter. Van de beslis
singen van de Afdeling was beroep mogelijk op een andere Afdeling van de
Raad, namelijk de Afdeling Rechtspraak, tegen wier beslissing noch hoger be
roep, noch cassatie mogelijk was. De doeleinden van de effectenregistratie wa
ren naast het verlenen van rechtsherstel aan gedepossedeerden, de opsporing
van het bij het Besluit Vijandelijk Vermogen, op de Staat der Nederlanden
overgegaan vijandelijk vermogen, het achterhalen van fiscaal verzwegen ver
mogen en deviezeninventarisatie. Bij wet werd in 1971 de Raad voor het
Rechtsherstel opgeheven. Alle afdelingen met uitzondering van de Afdeling
Effectenregistratie hielden op te bestaan. De taak van de Afdeling
Rechtspraak werd overgenomen door het Gerechtshof te Amsterdam. Toen
eveneens bij wet de Afdeling Effectenregistratie werd opgeheven werd de af
wikkeling van de nog resterende zaken door het ministerie van Justitie opge
dragen aan het ministerie van Financiën. Ook de zorg voor de archiefbeschei
den kwam bij dat ministerie te berusten.
412
Ter gelegenheid van de officiële opheffing van de Afdeling Effectenregistratie
werd mej. mr. M. M. Warning benoemd tot ridder in de orde van Oranje Nas
sau. De versierselen werden haar persoonlijk uitgereikt door de minister van
Justitie tijdens een feestelijke zitting in de ridderzaal.
Pep zou waarschijnlijk haar carrière verder op Financiën hebben doorge
bracht, ware het niet dat ze belangstelling voor het archiefwezen had gekre
gen. Via een wederzijdse vriendin werd het kontakt gelegd met drs. E. van
Laar, rijksarchivaris van de Tweede Afdeling. Die belangstelling had twee
oorzaken. Door haar afkomst-zo behoorde prof. dr. Adriaan Kluit, de
eerste hoogleraar in de Vaderlandse Geschiedenis aan de Leidse Universiteit,
tot haar voorouders - en de belangstelling van haar moeder was een band met
het verleden welhaast iets vanzelfsprekends. Ook was ze door vererving mede
eigenaar geworden van de heerlijkheden Grijsoord en Klinkerland. Daarbij
behoorde een omvangrijk oud archief, dat ze graag wilde bestuderen en inven
tariseren. Een regeling was snel getroffen. In het najaar van 1972 startte ze met
de opleiding tot hoger archiefambtenaar aan de Rijksarchiefschool. Ze werd
door het ministerie van Justitie tijdelijk gedetacheerd bij de rijksarchiefdienst
en wel de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief. Haar werkstuk
zou bestaan uit een inventarisatie van haar eigen archief: dat van de Effecten
registratie. Haar latere chef in Noord-Holland, drs. F. J. M. Otten, toen nog
werkzaam op de Tweede Afdeling, begeleidde haar. Dit alles resulteerde in de
Inventaris van de archieven van de Afdeling Effectenregistratie van de Raad
voor het Rechtsherstel, 1945-1971, die in 1973 in offset werd uitgegeven door
de ministeries van Justitie en Financiën gezamenlijk. De uitvoerige, belang
wekkende inleiding trok veel aandacht en minister van Justitie van Agt schreef
haar daarover op 21 augustus 1974 een persoonlijke brief met lovende woor
den.
Het bijzondere aan deze inventarisatie was dat ze in staat was gebleken een
archief van circa 2 Vi strekkende kilometer te reduceren tot 15 meter. Ze heeft
zich hierbij laten leiden door de gedachte dat ze die bescheiden zou gaan selec
teren, die een zo volledig mogelijk beeld geven van het systeem van de Neder
landse effectenregistratie en het daarbij gevoerde beleid. Ze bereikte haar doel
door van de dossiers-per geval werd een dossier aangelegd - die het hoofd
bestanddeel van het archief vormden, per afdeling één of meer dossiers te in
ventariseren om een beeld te geven van de wijze waarop de diverse zaken zijn
afgedaan. Die dossiers zijn uitsluitend bedoeld als voorbeeld en derhalve zijn
de namen van de partijen als niet relevant achterwege gelaten.
Na het behalen van het eerste deel van het archiefexamen op 25 september
1973 trad ze op 1 oktober nog steeds met behoud van rang en salaris gedeta
cheerd vanwege het ministerie van Justitie - in dienst bij de rijksarchiefdienst,
standplaats Haarlem. Op 25 mei 1974 behaalde ze het tweede gedeelte van het
archiefexamen. Op 1 augustus werd ze benoemd tot chartermeester i in vaste
dienst en fungeerde ze tevens als plaatsvervangend rijksarchivaris in de pro
vincie Noord-Holland.
De eerste jaren werd ze belast met de rijksarchiefinspectie in Noord-Hol
land met daarnaast inventarisatietaken. Op een gedegen wijze werd de inspec
tie uit het niets opgebouwd. Van 1976 af was ze hoofd van de afdeling inventa-
413