toegangen is het online-systeem met name voor de gebruiker het meest ge
wenst. Tenslotte zal de archivaris een zorgvuldige kosten-baten analyse moe
ten maken.
Voor kleinere diensten zullen de kosten van automatiseren op grote schaal
niet opwegen tegen de eruit volgende voordelen. In dit soort gevallen zou net
working een oplossing kunnen bieden. Door deel te nemen aan een netwerk
kunnen de automatiseringskosten gedeeld (verdeeld) worden terwijl men wel
een optimaal profijt verkrijgt. In de bibliotheekwereld is dit principe al op vrij
grote schaal in de praktijk gebracht en op dit moment zijn de National Archi
ves ook bezig met het invoeren van een netwerk voor de presidentiële biblio
theken (Presnet). O'Neill besluit dat in zijn visie het opzetten van en deelne
men aan netwerken zowel voor de archiefdiensten zelf als voor de gebruikers
grote voordelen zal opleveren.
De hierna volgende inleiding van R. K. Perti uit India onder de titel 'mana
gement of a conservation programma' bood voor de Nederlandse archivaris
sen weinig nieuws. De spreker memoreerde de nieuwe soorten informatie
dragers-magneetbanden, microfilms, computerbescheiden en audiovisueel
materiaal-die alle hun specifieke bewaringscondities hebben, en wees erop
dat speciaal in ontwikkelingslanden de restauratie niet uit de verf komt door
gebrek aan middelen en opgeleid personeel. Hij drong aan op standaardisatie
en produktverbetering van de informatiedragers en het eisen van goede bewa
ringscondities in de dynamische fase. Aangezien de kosten van conservering
zich verhouden tot die van restauratie als 1 10 kan geen land ter wereld het
zich permitteren het beheer van archivalia te verwaarlozen. In een zo vroeg
mogelijk stadium moet ook aangegeven worden welke bestanden (op termijn)
vernietigbaar zijn. Goede klimaatbeheersing in de depots is hierbij vooral
voor derde-wereld-landen met hun voornamelijk tropische klimaat, van het
allergrootste belang.
Als laatste spreker betrad Marijan Rastic uit Joegoslavië het podium voor
zijn lezing 'management of smaller (local) archival institutions'. Hij wijst er
op dat tijdens de xie Internationale ronde-tafel-conferentie over archieven in
1969, die gewijd was aan de problematiek van de plaatselijke en regionale ar
chieven, niet alleen een neiging naar centralisatie op dit terrein werd geconsta
teerd, maar ook werd toegejuicht als middel om door sterke staatsinvloed de
plaatselijke archieven veilig te stellen. In Joegoslavië is echter de oplossing van
het probleem van het veiligstellen van plaatselijke archieven gevonden in een
goed georganiseerd netwerk van competente lokale/regionale archiefdien
sten. Samengevat komt het er op neer dat Joegoslavië een speciaal organisatie
model voor de archieven van de lokale gemeenschappen heeft, dat gebaseerd
is op de gemeente als de fundamentele socio-politieke eenheid en op het princi
pe van zelfbeheer voor de archiefinstellingen. De vooruitgang in de archief-
zorg op het niveau van de lokale gemeenschappen en de streek is bereikt door
het invoeren van een netwerk van 'gemeentediensten' en door de vorming van
'intercommunale' archiefinstellingen. Daarbij worden wettelijke maatrege
len, die soms worden toegepast, als een hoge uitzondering beschouwd en
wordt de voorkeur gegeven aan procedures voor autonoom beheer, waarin al
le faktoren van de vertegenwoordigers van de archiefinstellingen tot de orga
nen van de socio-politieke gemeenschap, samen met de controlerende afdelin
gen van de archiefdienst, hun rol spelen.
Van de na de inleidingen gehouden discussie worden hier slechts enkele inter
venties weergegeven. Dr. Wolfgang Franz Werner uit West-Duitsland vond de
toon van de inleidingen veel te optimistisch, hij vreest grote problemen bij de
data-processing en verder was hij beducht voor de reprografie als verwoester
van archieven. Een collega uit Hongarije benadrukte dat de bewaring de be
langrijkste taak voor de archivaris is; deze moet het ontstaan van schade zien
uit te sluiten door klimaatbeheersing, ontsmetting, schaduwarchivering etc.
Tevens sloot deze spreker zich geheel aan bij het instellen van een aktieplan
om goede restauratoren op te leiden.
Hierna sloot dr. F. C. J. Ketelaar aan op de inleiding van Swift dat als een
proces niet gemeten, het ook niet gemanaged kan worden en stelde hij dat het
nodig is dat er methoden en richtlijnen voor algemeen geldige archiefevaluatie
worden ontwikkeld (zie bijlage).
Uit Roemenië meldde een collega dat de technische revolutie in haar land
grote problemen voor de archieven heeft opgeleverd. Modernisering van ar
chiefdiensten is nodig maar tevens een zeer complex geheel. Een aantal verte
genwoordigers uit onder andere Italië, Bulgarije, ussr, Frankrijk en de ddr
vertelden over de verschillende al functionerende automatiseringsprojecten in
het eigen land.
Vanuit Denemarken kwam bijval voor de stelling van M. Swift dat goed ma
nagement uiterst belangrijk is. In de Deense situatie waren tot circa 1974 de
kontakten tussen rijksarchief en registratuur minimaal en blonk het rijksar
chief uit door een passieve opstelling. Na een reform in 1974 neemt de archief
dienst het initiatief en voert men een systeem in dat lijkt op de landelijke ge
coördineerde archiefinspecties van de Nederlandse rijksarchiefinspectie. Re
sultaat is dan een betere dienstverlening naar de administratie met minder
middelen.
Dr. R. Renting gaf in zijn interventie een overzicht van het gemeentelijk ar
chiefwezen in Nederland (zie bijlage).
Betere inzet van menskracht A.J.M. den Teuling en W. W. van Driel
De derde plenaire zitting op donderdag 20 september was gewijd aan het twee
de antwoord: de 'eisen aan de personele middelen'.
B. Brachmann (ddr) ging als voornaamste spreker in op de verhouding tus
sen basisopleiding en specialisering, vooral vanwege de toevloed van archief
materiaal afkomstig uit bij voorbeeld de natuurwetenschappen. De toenemen
de differentiatie van het werk zal specialisatie nodig maken. Men moet contac
ten leggen met de documentatie- en bibliotheekwereld, die ook met de span
ning tussen openbaarheid, dienstverlening en toegankelijk maken wordt ge
confronteerd. Samenwerking is op zijn plaats, mits het bestemmingsbeginsel
ook door de andere partij wordt erkend.
M. Cook (Groot-Brittannië) meende in zijn aanvullende bijdrage 'biblio
theek- en archiefscholen' dat het verschijnsel part-time-opleiders het onder
zoek in de archivistiek als wetenschap niet bevordert. Misschien is de situatie
beter bij de andere informatie-opleidingen; bij de documentatie-opleidingen
ligt de nadruk meer op literatuuronderzoek en minder op de cultuur- en histo-
289
288