dié gegevens archiveren, die haar via het netwerk uit een vroegere gemeente zijn doorgestuurd én de nieuw bijgekomen gegevens. De in de vorige gemeente 'historisch' geworden gegevens verhuizen niet mee (zoals nu op de persoons kaart). De binnen één gemeente te bewaren gegevens zijn dus niet meer 'vanaf de wieg'. 3 In een voorstel voor een minimumpakket in het kader van de LBA-plannen zijn niet opgenomen de rubrieken beroep en kerkelijke gezindte, overigens over eenkomend met de huidige praktijk, waarbij in veel gemeenten deze gegevens al niet meer worden bijgehouden. Deze wijziging moet wellicht gevolgen heb ben voor het vernietigingsbeleid. 4 De bevoegdheden van de in te stellen Raad voor de Personeninformatievoor- ziening zullen de bevoegdheden ten aanzien van overbrenging en vernietiging, zoals in de Archiefwet en het Archiefbesluit vastgelegd, niet mogen doorkrui sen. 5 Het periodiek vastleggen van niet meer aktuele gegevens op microfiches heeft een tweetal belangrijke consequenties: a de aktuele gegevens zijn door de netwerkopzet centraal benaderbaar; dit geldt niet voor de afgestoten gegevens. De lba voorziet niet in die mogelijkheid, omdat er vanuit is gegaan, dat centrale benaderbaarheid van historische gege vens voor de overheidsadministratie niet nodig is, overeenkomend met de hui dige situatie, b de vastlegging van de niet meer aktuele gegevens op microfiche betekent dat de machineleesbaarheid van de persoonsgegevens verdwijnt. Verwacht mag worden dat vroeger of later archiefdiensten de verouderde ge gevens te beheren zullen krijgen. Dit stelt ze voor de noodzaak om inzage van de microfiches mogelijk te maken. Nu mag dit op zich een niet al te zware op gave lijken, gezien het ruime gebruik dat nu al gemaakt wordt van leesappara- ten, veel moeilijker is de taak het steeds groeiende bestand van periodieke uit draaien van niet-aktuele gegevens toegankelijk te maken en te houden. Het lijkt in dit verband een vorm van kapitaalvernietiging om de machineleesbaar heid te laten verdwijnen, terwijl de bestanden zelf afgedrukt worden in een dusdanige vorm, dat een goede toegankelijkheid alleen hersteld kan worden door inschakeling van een computer, waarmee zich dus de noodzaak van het ten tweede male machineleesbaar maken aandient. Men kan zich hierbij op het standpunt stellen dat het archiefwezen per defi nitie de administratie niets kan voorschrijven met betrekking tot de gegevens die zij meent nodig te hebben en de wijze waarop deze voor raadpleging door de dienst gereed worden gehouden, mits in 'goede en geordende staat'Ander zijds kan men de opvatting verdedigen dat het niet toelaatbaar is, dat door eenzijdige handelingen van de administratie de toegankelijkheid van bestan den tijdens de dynamische fase wezenlijk wordt veranderd, waardoor de ge bruiksmogelijkheden van de over te dragen archivalia verminderd worden. Dit dreigt het geval te zijn bij de opzet van de lba waar én machineleesbaar heid én centrale benaderbaarheid van alle gegevens verdwijnen; de toeganke lijkheid wordt extra verslechterd door het periodiek uitdraaien van verouder de gegevens. Aangezien details van de lba nog niet voldoende bekend zijn, kan moeilijk 392 nauwkeurig aangegeven worden welke verdere gevolgen de invoering van de lba voor de raadpleging en het beheer van de toekomstige persoonsgegevens kan hebben. Het is van groot belang dat de verdere ontwikkeling van het lba door het archiefwezen belangstellend gevolgd wordt. De Stuurgroep Automa tisering stelt zich tot taak hierbij coördinerend op te treden. Noten De projectgroep bestond uit de volgende leden: drs. J.N.T. van Albada, gemeentearchivaris van 's-Hertogenbosch; drs. H. J. Ernst, chartermeester bij het gemeen tearchief van Amsterdam; M. J. Hekman, hoofd van de Rijksinspectie van de bevolkingsregisters (tot november 1983; voortijdig bedankt wegens drukke werkzaamhe den); L. P. Kuyt, genealoog bij het Antropogenetisch Instituut van de Vrije Universiteit (secretaris); drs. J.C. van der Ploeg, hoofd inventarisatie op het gemeentearchief van Groningen en lid van de Stuurgroep Automatisering (voorzitter); mr. T. N. Schelhaas, directeur van de Stichting Centraal Bureau voor Genealogie. Deze mededeling werd eerder gepubliceerd in Nieuws van archieven 3 (1984), nr. 1, blz. 16. 393

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 57