zen op de 'zekerheid' van de verklaring, ging men door de bocht en werd toestemming verleend. De studenten hadden de verklaring ondertekend en ge retourneerd waarna zij een afspraak maakten voor een bezoek aan de archief bewaarplaats. Hun eerste bezoek zal ik niet gauw vergeten. Twee aardige jon gens die hun eigen omgangsvormen er op nahielden. Zo stonden ze ineens op een woensdagmorgen in de kamer onder het motto: 'Binnen zonder kloppen'. Witte gymschoenen, draagtasje met een opschrift tegen iets waar men bij ez nu juist weer voor is. Na de regels ten aanzien van het archiefgebruik te heb ben doorgenomen zei een van hen: 'Ik kan niet de gehele week, want vrijdag moet ik naar Hilversum'. Ter verduidelijking vulde zijn lotgenoot hem aan: ja want meneer is free-lance-medewerker bij de vpro, afdeling documentaires. Op zo'n moment denk je waar gaat dit toe leiden en waarvoor heb ik mij sterk gemaakt. Zover ik mij herinner is er één keer een verzoek afgewezen. Het betrof hier een verzoek van een familielid van een persoon waaraan prof. L. de Jong in één van zijn boeken aandacht had besteed. Bedoeld familielid wilde de stuk ken van zijn overleden verwant inzien om de bewering van prof. De Jong te kunnen weerleggen. Het familielid van de verzoeker was in de oorlogsjaren een vooraanstaand ambtenaar van het departement. Na bestudering van de stukken was het voor mij duidelijk dat hier een afwijzing op moest worden ge geven. Dit zou echter niet mogelijk zijn als prof. De Jong de desbetreffende stukken wel had ingezien. Na telefonische raadpleging van de hoogleraar bleek mij dat hij onze stukken niet had geraadpleegd. De in het boek beschre ven persoon was na de oorlog voor een zuiveringscommissie verschenen. Di verse mensen en collegae hadden belastende verklaringen over hem afgelegd. Om de verzoeker toch tegemoet te komen is overwogen de desbetreffende stukken te depersonifiëren, door de namen van de getuigen weg te lakken. Dit alternatief bleek onwerkbaar, daar de desbetreffende persoon gehuwd was met zijn secretaresse, die feilloos in staat moest worden geacht de weggelakte namen in te vullen. Thans ben ik gekomen aan het tweede gedeelte van de procedure, het raadple gen van de stukken. Met behulp van de inventaris of de magazijnstaat maakt de onderzoeker een keuze van hetgeen hij of zij wil inzien. Aan de onderzoe ker worden alle stukken voorgelegd die hij voor zijn onderzoek relevant acht. Mocht dit niet het geval zijn, dan wordt dit hem of haar uitdrukkelijk medege deeld. Het is mij bekend dat anderen niet zo te werk gaan en soms stukken achterhouden zonder dat de onderzoeker hier weet van heeft. Deze handelwij ze heeft niet mijn instemming, sterker nog, ik vind het een vorm van geschied vervalsing. De onderzoeker veronderstelt dat hem alle gegevens bekend zijn, waarna hij zijn conclusies trekt. Tot deze constatering ben ik diverse keren gekomen, daar onderzoekers mij mededeelden dat zij gerubriceerde brieven van of aan onze minister, die zich ook in het archief van zijn ambtgenoot hadden moeten bevinden, niet hadden aangetroffen. Bij navraag bleek mij dat ze aldaar uit de desbetreffende map pen waren gelicht. Voor mij is echter een probleem wanneer men vraagt fotokopieën te mogen maken. Als je dit toestaat ben je wel de greep op de desbetreffende stukken kwijt. Een alternatief in deze is de fotokopieën na gebruik terug te verlangen. De onderzoeker moet echter de gemaakte kopieën betalen, terwijl het vervaar digen van een kopie van de verstrekte kopie niet kan worden tegengehouden. Hier is naar mijn overtuiging een scherpe selectie van wat wel en wat niet mag worden gekopieerd op z'n plaats. Dan kom ik nu bij het laatste punt van de procedure, de toetsing van het ma nuscript. Middels de al genoemde verklaring heeft de onderzoeker zich ver plicht de voorgenomen publikatie voor te leggen. Er wordt veel onderzoek in archieven verricht, maar de resultaten hiervan zijn, kwantitatief gezien, niet overweldigend. Nu heb ik er op zich geen problemen mee als een onderzoeker niets inzendt. Het is ook niet zo dat wij archiefonderzoekers er regelmatig op wijzen dat wij nog geen conceptpublikatie mochten ontvangen. De in de verklaring geëiste toezending van het manuscript beoogt een zorg vuldig omgaan met de uit archivalia verkregen gegevens en dat onjuist gebruik zoveel mogelijk wordt tegengegaan. Dit behoeft nadere toelichting, ik wil dit proberen aan de hand van onze toetsingkriteria duidelijk te maken. Wij, en dan bedoel ik de afdeling Algemene Secretarie van het ministerie, bestuderen nauwgezet de toegezonden conceptpublikaties, waarbij in het bijzonder gelet wordt op de punten of er geen meningsverschillen tussen ministers in staan vermeld, welke thans nog grote politieke repercussies zouden kunnen hebben. De officiële uitdrukking hiervoor is dat de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen komen, het belang van de Staat of één der bondgenoten in ernstige mate door publika tie zou kunnen worden geschaad. fabrikage- en bedrijfsgegevens niet op een voor het bedrijf schadelijke manier worden weergegeven. Bij twijfel wordt contact opgenomen met het desbetref fende bedrijf. In vele gevallen is dit al gedaan alvorens de toestemming voor inzage werd verleend. de publikatie geen gegevens bevat over personen die beledigend voor hen zijn of hun onevenredig zouden kunnen benadelen. Onze aanmerkingen hebben er tot heden toe geleid dat in overleg met de auteur de tekst door hem of haar werd aangepast. Ik heb het reeds eerder ge zegd, maar ik wil het nogmaals herhalen: voor zover het gegevens betreft die uit het archief van ons ministerie zijn verkregen. Dit betekent dat zeer scherp op de noten wordt gelet en ook wordt gekeken waar deze vermeld hadden moeten zijn, dus naar onze mening ontbreken. De toetsing van het manuscript gebeurt door de afdeling Algemene Secreta rie. De reden hiervoor is dat openbaarmaking wordt vergemakkelijkt. Indien de toetsing door het beleidsonderdeel zou worden gedaan, loop je het gevaar dat deze het onderzoek zelf gaat beoordelen of zelfs bekritiseren, terwijl door ons een meer objectieve belangenafweging van administratie versus onderzoe ker wordt beoogd. Simpel gezegd: de mening van de onderzoeker zal me een zorg zijn. Het onjuist overnemen van gegevens en/of gebruiken van gegevens, wat ongewenst wordt geacht, is onze bemoeienis. De vraag zou bij u kunnen bovenkomen: wat zijn de sancties als een onder zoeker tot publikatie overgaat voordat hij het groene licht heeft gekregen? Het 342 343

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 32