uit 1943 betrof het leven en werk van Francois van 't Sant in de Londense peri ode van de Nederlandse regering tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Afde ling sprak uit dat het rapport overwegend historisch van belang is waarbij elke samenhang met het huidige overheidsbeleid ontbreekt. Ten onrechte is bij de gedeeltelijke afwijzing van het verzoek ervan uitge gaan dat er sprake zou zijn van persoonlijke beleidsopvattingen. De uitzonde ringsgrond persoonlijke beleidsopvattingen en derhalve ook de functionele privacybescherming blijkt derhalve niet tot in lengte van jaren te duren. Zij komt te vervallen zodra het risico dat betrokken ambtenaren en bestuurders in de politieke strijd zouden worden betrokken in redelijkheid niet meer te duch ten valt. De Afdeling rechtspraak heeft met deze uitspraak wel een paar moeilijke vragen opgeroepen. Allereerst is het niet gemakkelijk vast te stellen wanneer en in hoeverre een document nog slechts historisch belang heeft. En als men tot de conclusie komt dat een document slechts historische betekenis heeft dan rijst de vraag of zo'n document nog wel onder het regime van de wob valt. De wob ziet naar doelstelling immers op bestuurlijk relevante documenten. Het kabinet heeft aangekondigd te trachten de onderhavige problematiek mede op te lossen door de wob en de Archiefwet op elkaar af te stemmen. De gedach ten daarover zijn inmiddels een eind gevorderd. Zij vallen op dit moment ech ter nog onder de bescherming van de privacy van het bestuursorgaan, in dit ge val het kabinet. Wel kan ik u zeggen dat een afstemming van de wob en de Archiefwet de ge rezen problemen niet volledig zal kunnen oplossen. Wat is bijvoorbeeld de si tuatie in het beslist niet denkbeeldige geval dat de tijdige overbrenging van do cumenten naar de archieven niet altijd plaatsvindt. Daardoor zullen er 'ar chiefstukken' bij bijvoorbeeld de ministeries blijven liggen en de juridische status van archiefstukken in de zin van de Archiefwet niet hebben. De bijzon dere openbaarheidsregeling van de Archiefwet zal op deze stukken niet van toepassing kunnen zijn. Wat rest is de wob die voor deze stukken niet bedoeld is. En wat denkt u van documenten over een aangelegenheid die al na bijvoor beeld een jaar in de historische annalen kan worden opgenomen? Een derge lijk document komt nog niet voor opneming in de archieven in aanmerking. Ik denk dat ook hier voor de wob een zekere functie weggelegd zal blijven. b De vertrouwelijk gegeven bedrijfs- en fabricagegegevens In artikel 4 van de wob treffen wij twee uitzonderingsgronden aan die de pri vacy beogen te beschermen. Allereerst die met betrekking tot de bedrijfs- en fabricagegegevens voorzover deze door natuurlijke of rechtspersonen ver trouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld (artikel 4c). Deze uitzondering is absoluut. Dat wil zeggen de toepassing ervan behoeft niet te worden afgewo gen tegen het publieke belang van de openbaarmaking als zodanig. Dat wil overigens niet zeggen dat er in het geheel geen controle op de juiste toepassing van deze grond kan plaatsvinden. Het beroep op de uitzonderingsgrond kan door de Arob-rechter worden getoetst. Het absolute karakter van de uitzonde ringsgrond mist blijkens het ontbreken van jurisprudentie terzake zijn uitwer king kennelijk niet. De Evaluatiecommissie Wet openbaarheid beveelt in haar Eindrapport aan de bepaling aan te scherpen omdat er mazen in de formule- 336 ring zouden zitten. Het kabinet heeft medegedeeld deze aanbeveling niet te zullen volgen aangezien naar zijn oordeel de bepaling duidelijk is en er van misbruik geen sprake is. c De eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer Artikel 4h bepaalt dat het belang van de informatieverschaffing op grond van de wob moet worden afgewogen tegen het recht van een ieder op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van medische en psycholo gische onderzoeksresultaten die individuele gevallen betreffen. Waarom is voor de privacybescherming in eigenlijke zin niet voor een absolute uitzonde ringsgrond gekozen? De eerbiediging van de privacy ontmoet in ons land vrij wel als enige norm nog vrij algemeen respect. In de politieke discussie over de wob is deze vraag uitdrukkelijk aan de orde gesteld door het gpv en de partijen die thans het cda vormen. Zij vonden dat met name vertrouwelijke en geheime stukken van particulieren een absolute bescherming verdienden. Ook de regering achtte de belangen van de particu lieren zeer hoog. De wet zou niet tot gevolg moeten hebben dat de informa tiestroom vanuit de maatschappij zou worden ingedamd. Een absolute be scherming zou evenwel het effect van de wet voor een groot deel te niet kunnen doen. De regering overwoog daarbij dat de bescherming van de privacy niet zozeer gericht is op de bescherming van de informatie als wel op de bescher ming van de identiteit van de informant. Een amendement strekkende tot het absoluut maken van de uitzonderingsgrond is door de regering dan ook ontra den. Hoe werkt deze uitzonderingsgrond in de praktijk? De Evaluatiecommissie Wet openbaarheid heeft gesignaleerd dat bestuurders en ambtenaren èn ge bruikers de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vaak verheffen tot een absolute uitzonderingsgrond. Afweging hiervan tegen het belang van de openbaarheid vindt dan niet plaats en wordt ook niet gevraagd. De wellicht te grote hoogachting voor de privacybescherming aan beide zijden van het infor matieloket is misschien wel de reden dat er in de jurisprudentie van de Arob- rechter weinig uitspraken voorkomen waarin over een beroep op de uitzonde ringsgrond van artikel 4h wordt geoordeeld. Voorzover ik heb na kunnen gaan is door de Arob-rechter slechts in een en kel geval een beroep op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geho noreerd. In een recente uitspraak over een geschil tussen de Provinciale Zeeuwse Courant en de minister van Binnenlandse Zaken deed zich deze situa tie voor.3 De krant wenste informatie over de kandidaten die zich hadden ge meld voor de burgemeestersvacature te Goes. Met de minister was de Afdeling rechtspraak van oordeel dat gelet op de vertrouwelijkheid van de benoe mingsprocedure het verschaffen van de gevraagde informatie een inbreuk zou betekenen op het recht van de sollicitanten op de bescherming van de persoon lijke levenssfeer. In andere gevallen onthoudt de Afdeling rechtspraak zich een (uitdrukkelijk) oordeel over de gerechtvaardigheid van de uitzonderings grond dan wel meent zij dat een andere uitzonderingsgrond en met name de al gemene van artikel Ai van toepassing is. In het geval van een verzoek om informatie van Vrij Nederland over onder meer recherche- en justitierapporten over mevrouw G. Hofmans uit de jaren 337

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 29