enige jaren in de Wet openbaarheid van bestuur (wob) voor. De naamgeving van het symposium sluit geheel aan op het karakter van de wob. Deze stelt de openbaarheid voorop maar veronachtzaamt het belang van de bescherming van vertrouwelijke gegevens niet. In de wob is namelijk getracht een compro mis tot stand te brengen tussen het beginsel dat het openbaar bestuur in al haar facetten ook werkelijk openbaar is en het beginsel dat die openbaarheid niet leidt tot onaanvaardbare aantasting van persoonlijke en zakelijke belangen van individuen, instellingen, ondernemingen en de overheid zelf. Naar mijn mening kan gesteld worden dat aan het begrip privacy in het ka der van de wob een ruimere betekenis moet worden toegekend gegeven dan gebruikelijk is. De wob beschermt niet alleen ieders persoonlijke levenssfeer en de op een individu betrekking hebbende medische en psychologische onder zoeksresultaten. Zij beschermt ook de persoonlijke beleidsopvattingen van bewindslieden, bestuurders en ambtenaren en de bedrijfs- en fabricagegege vens voorzover deze door natuurlijke en rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld. Verder verzekert het Besluit openbaarheid van bestuur (bob) dat informatie niet publiek wordt gemaakt alvorens degene voor wie de informatie is bestemd daarvan kennis heeft kunnen nemen. 2 De wob bevordert de verspreiding van de privacybescherming Alvorens nader op de privacybescherming van de wob in te gaan wijs ik u nog op de olievlekwerking die van de wob is uitgegaan. De wob heeft model gestaan voor tal van openbaarheidsregelingen buiten de eigen werkingssfeer. Ik noem bijvoorbeeld de openbaarheidsregelingen bij universiteiten. De privacybescherming waarin de wob voorziet krijgt daardoor een breder wordende werking. Dat gevolg heeft ook het in (wettelijke) regelingen van toe passing verklaren van bepaalde onderdelen van de wob, zoals in artikel 27 van de Wet Nationale ombudsman. Dat verplicht de ombudsman bij het publice ren van zijn onderzoeksrapporten onder andere acht te slaan op de in de wob voorziene bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Maar ook op plaatselijk niveau is de voorbeeldwerking van de wob waar neembaar. Niet alleen in de plaatselijke verordeningen op de openbaarheid van bestuur. Die voorzien uiteraard in privacybeschermende maatregelen. Maar dergelijke regelingen duiken ook op in inspraakverordeningen en veror deningen op de openbaarheid van vergaderingen. Dat aan dergelijke regelingen ook inderdaad inhoud wordt gegeven, of juist niet, blijkt uit een recente uitspraak van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State in een geschil van enige bewoners van de gemeente Roosendaal en Nispen en het bestuur van die gemeente.1 De bewoners hadden bezwaren te gen de vestiging van een woonwagenkamp, maar meenden deze bezwaren slechts achter gesloten deuren naar voren te kunnen brengen. Het horen met gesloten deuren is volgens de plaatselijke verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften slechts mogelijk als een van de in de plaatselijke veror dening openbaarheid van bestuur opgenomen uitzonderingsgronden zich voordoet. Deze uitzonderingsgronden zijn gelijk aan die van de wob. De in woners beriepen zich met name op de uitzondering betreffende de bescher ming van de persoonlijke levenssfeer. De bewoners zagen zich voor een dilem- ma geplaatst waarmee degenen die zich op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer beroepen gemakkelijk kunnen worden geconfronteerd. Op die be scherming kon door de inwoners namelijk alleen aanspraak worden gemaakt indien zij de motieven daarvoor zouden aangeven. De bewoners tekenden daartegen bezwaar aan omdat op die wijze de naar hun oordeel vertrouwelijke informatie toch openbaar zou worden. De Afdeling rechtspraak heeft de visie van de bewoners na anderhalf jaar gevolgd door te stellen dat de hoorcommissie op vertrouwelijke wijze bij de appellanten had behoren te informeren naar de redenen waarom zij een ver trouwelijke behandeling wensten. Het niet honoreren van het verzoek om ach ter gesloten deuren te worden gehoord had evenwel tot gevolg gehad dat het ingediende bezwaarschrift voor een ieder ter inzage was gelegd. Het is duide lijk dat de normale procedure voor de Afdeling rechtspraak geen soulaas biedt ingeval van een acute vraag om bescherming van de persoonlijke levenssfeer. 3 De door de wob beschermde privacy Terugkerend naar de wob loop ik met u langs de wettelijke bepalingen die ver trouwelijke gegevens beogen te beschermen. a De persoonlijke beleidsopvattingen Als eerste komen wij tegen de bescherming van de persoonlijke beleidsopvat tingen van bewindslieden, bestuurders en ambtenaren, opgenomen in stukken opgesteld ten behoeve van intern beraad (artikel 1, tweede lid). Deze bepaling beoogt meerdere belangen te beschermen. Als eerste het proces van het vinden van oplossingen voor beleids- en bestuursvragen. Binnen een bestuursorgaan moeten de gedachten daarover in alle vrijheid kunnen worden geuit. Ten deze zou kunnen worden gesproken van de privacybescherming van het bestuursor gaan. De personen die de gedachten uiten moeten daarnaast niet het gevaar lopen vanwege de geuite gedachten functioneel uitgerangeerd te worden. Het betreft hier wat ik zou willen noemen de functionele privacybescherming van de be windspersoon, bestuurder en ambtenaar. De wob heeft deze bescherming te recht niet onder de algemene bescherming van de persoonlijke levenssfeer ge bracht. Bewindslieden, bestuurders en naar mijn opvatting tot op zekere hoogte ook ambtenaren zijn gehouden tot meer openheid met betrekking tot het functioneel handelen dan met betrekking tot het privé handelen. Artikel 1 van de wob voorziet daarom in een zo groot mogelijke openheid van de documen tatie opgesteld ten behoeve van intern beraad. De vraag rijst nu hoe lang de bescherming van het interne denkproces van het bestuursorgaan en de functionele privacy-bescherming van de functiona rissen duren. Uit de aard van de bescherming vloeit logischerwijs voort dat de bescherming ophoudt waar die niet meer functioneel is. Dat is het geval wan neer de aangelegenheid geen relatie meer heeft met beleid dat wordt gevoerd of voorbereid. Dit is ook de opvatting van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State blijkens de uitspraak van 30 juni 1982 over het gedeeltelijk afgewe zen verzoek om informatie uit het zogenaamde rapport Warners.2 Dat rapport 334 335

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1985 | | pagina 28