Dcwcüfmaurnadtcpraè hcö «1® oap te- cm vtw icrar munt 1« crmc 6 OflC» uur tnttfnrfiHt fttiwtltapvn art mrfuiei Ij doa bmf lm crbc tntor noèföa tKcwafractljf ie nodOÉtïditf te Mtmnfwwtertwttocctoif uwm M tiKTwcntówtm'rrrfi Infctttr bsütltolotaf*1 rasftCóü^hmtfrïinf vti plilcsm otrnr-fn fciarwatjisttasttC! Dlnaftitttccvitfm ncr.juwranarc o'svufrzattt-ftiteiffiofe «ter «Thmiff vicifthznüt cm m ttfplïctif öt ornscnjctiïtc i« loftr.twtttjicnab'radf cnöMroatP i»cw amtr.wf urttrfiftttrc Ka^Mttrm^r 9itöfc«Tt ?cn»u«Pflb' ci}cfrtiötiani?'Oat*mi tg ar icntt^mnip'lnfflittwbmr'tjöf tomró S&tfw üMtnimn'w omr- dcc manco fefffltfycnfftttic pWusf wfor Dt lo wi ötcnr ^TtSCtflcWw clr-ffiE tmW tm tmt aTfei ■srr, '..nWj? rj^W^Trr 4 I Een gedeelte uit het Dresdener Bilderhandschrift. In de tekst (Landrecht n 58 2) wordt behandeld op welke 'verdiende' vruchten de gene die een goed 'in lediglike weer' heeft, bijvoorbeeld als pachter of leenman, recht heeft bij beëindiging van de pacht- of leenverhouding. In het Heidelberger handschrift zijn de 'Fülligkeitstermine' niet in de volgorde van de tekst afgebeeld, maar in de vorm van een 'boerenkalender', dus in chronologische volgorde (de door Van Hoek (blz- 47) gebruikte term 'tiendenkalender' suggereert dat het om de data waarop de tienden verschuldigd zijn gaat). Op het omslag van mijn Oude zakelijke rechten, vroeger, nu en in de toekomst (Zwolle-Leiden 1978) staat de overeenkomstige pagina uit het Heidelberger Bilder handschrift afgebeeld. Hier zien we St. Walburga met vier lammeren: de lammer- tiend is 'verdiend' op St. Walburga (1 mei), cijnzen in geld op 24 augustus (St. Bar tholomew, die de marteldood stierf nadat hem de huid was afgestroopt), ganzetien- den op 15 augustus (Maria), vleestienden op St. Jan, 24 juni (varken, rund, geit en haan naast de Doper met het Lam), korentienden op St. Margaretha, die volgens de legende de duivel wist vast te binden, opbrengst van boom- en wijngaarden op St. Urbanus, 25 mei. Het gezaaide zaad komt de pachter/leenman toe zodra de eg over het land is getrokken. liek, ontsproten aan het brein van de verluchter, heeft de overhand boven de in werkelijkheid van het rechtsleven bestaande symboliek. Hoewel ons het no dige ontgaat moet erop gerekend worden dat elk van de kopiisten tekortschoot in het begrijpen van de subjectief-symbolische bedoelingen van de eerste ver luchter^). Van Hoek concludeert dat niet alleen juridische kennis in de ver luchting is verwerkt, maar ook historische, heraldische, politieke en theologi sche kennis. De tijdgenoot moest die kennis delen om de verluchting ten volle te kunnen appreciëren. Hoe goed men ook ingewijd was in het arsenaal van iconographic devices, men moest toch de juridische kennis kennen om haar in de beeld te onderkennen. De plaatjes, aldus Van Hoek, waren uitermate ge schikt voor onderwijs aan minstens reeds tamelijk ontwikkelde en geletterde lieden: jongeren uit de adelstand, tot wier opvoeding ook onderwijs in het recht hoorde. Een dergelijk boek kan niet zonder illustraties. De uitgever verontschuldigt zich bij de recensenten dat de afbeeldingen wegens de hoge kosten en de gerin ge oplage niet in kleur zijn opgenomen. Maar ook in zwart-wit zou moeten zijn gestreefd naar een betere kwaliteit van de illustraties dan nu wordt gebo den. Ook aan de lay-out van de tekst is minder zorg besteed dan we van de Walburg Pers gewend zijn. Te betreuren is verder dat in Van Hoek's tekst slechts sporadisch naar de afbeeldingen wordt verwezen, daar pas vlak voor het ter perse gaan werd beslist over de op te nemen afbeeldingen. Al degenen die zich niet de kostbare facsimile-editie in kleuren van het Hei delberger handschrift, met toelichting door Koschorrek (1971), kunnen ver oorloven, wordt aangeraden zich voor ongeveer 14 dm het Insel Taschenbuch 218 (19772) aan te schaffen. Daarin zijn ruim 140 plaatjes in kleuren afge beeld, met toelichting door Koschorrek. In 1934 verscheen in de Insel Büche- rei (nr. 347) een deeltje met ongeveer 100 gekleurde plaatjes, met toelichting door Von Künssberg. Een derde deel van het boek van Van Hoek bestaat uit nieuwe bevindingen omtrent een aantal 'symbooltechnieken': de symboliek van de stoelen, de ver schillende aanzichten van het gelaat, het voetenspel, de bodedracht enz. Deze vormen slechts een fractie van de oogst van Von Amira, op wiens talrijke pu- blikaties over de Saksenspiegel het boek van Van Hoek een aanvulling en hier en daar een correctie betekent. Het zou te betreuren zijn indien - aangezien de dissertatie van Van Hoek niet in het Duits is verschenen-zijn 'observanties' marginalia zouden blijven. F. C. J. Ketelaar 273

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1984 | | pagina 41