J.w. van kronenberg, Inventaris van het archief van de Schepenbank
Wanssum, Maastricht 1982, 81 blz. Inventarissenreeks van het Rijksarchief in
Limburg nr. 26.
a. M. l. van someren, Inventaris van het archief van de Schepenbank Neerit
ter, Maastricht 1982, 87 blz. Inventarissenreeks van het Rijksarchief in Lim
burg nr. 27.
F. C.a.m. van geijn, Inventaris van het archief van de Schepenbank Well en
Bergen 1546-1798Maastricht 1982, 65 blz. Inventarissenreeks van het Rijks
archief in Limburg nr. 28.
De voorspoedig aangroeiende, in 1970 van start gegane inventarissenreeks van
het Rijksarchief in Limburg werd in 1982 met onder meer de drie bovenge
noemde nummers verrijkt. Alle hebben ze op het archief van een plattelands
schepenbank betrekking en ook qua opzet en indeling hebben ze zóveel ge
meen, dat het ondergetekende gerechtvaardigd lijkt ze in het kader van een
korte bespreking als de onderhavige gezamenlijk te behandelen.
Alle drie inventarissen kennen een tripartite indeling, bestaande in een gean
noteerde inleiding, de eigenlijke inventaris en een tweetal bijlagen. De inlei
dingen (20-30 bladzijden) behelzen alle een beknopt overzicht van de plaat
selijke geschiedenis in staatkundig verband, van de samenstelling, rechterlijke
en bestuurlijke taken van de betrokken schepenbank, van de lotgevallen van
het desbetreffende archief en ten slotte van de wijze waarop dat geïnventari
seerd werd. In de eigenlijke inventarissen gaan de stukken betreffende de or
ganisatie van zo'n schepenbank voorop; dan volgen die betreffende haar
taakuitoefening, onderscheidenlijk in het rechterlijke en in het bestuurlijke
vlak. Alle drie archieven kennen dan nog een restbestandje: dat van Wanssum
enige stukken waarvan het verband met het schepenbanksarchief niet
blijkt - waaronder merkwaardigerwijze enige zeventiende eeuwse akten van
verkoop en overdracht van te Wanssum gelegen onroerend goed (inv.nr. 172);
onderhandse of betreffen ze wellicht goederen met een speciale status? dat
van Neeritter, oudtijds één van de zeven zogenaamde 'vrijdorpen' van het ka
pittel van St. Lambert te Luik, een bewaard gebleven gedeelte van een archief
van een laathof, te weten leggers van cijnzen - en niet cijnsen! (blz. 43) -; dat
van Well en Bergen een stukje van de privé-administratie van een achttiende
eeuwse tolgaarder en cijnsheffer (of is een voor een cijnsgerechtigde optreden
de cijnsinner bedoeld?).
Elk van de inventarissen wordt besloten met een tweetal bijlagen: een 'tafel'
op de procesdossiers in vier kolommen, betrekking hebben op respectievelijk
de beginjaren der desbetreffende processen (1), de procespartijen (2 en 3) en
de 'geschilpunten' waarom het in die processen ging (4), alsmede een klapper'
op de procesdossiers, ingedeeld in twee kolommen: links de namen der pro
cespartijen in alfabetische volgorde, rechts de beginjaren der door of tegen
hen gevoerde processen. Elke inventaris is van enkele niet in de inhoudsop
gave vermelde - afbeeldingen voorzien, zoals een foto van het zegel van de be
trokken schepenbank, een - vroeg-negentiende eeuws - plattegrondje (dat in
die van Well en Bergen helaas ontbreekt), een gezicht op Well (achttiende
eeuwse gravure) enz.
Grosso modo dragen de onderhavige inventarissen een 'gebruikersvriende-
268
lijk' karakter. Voor rechtshistorici - maar niet alleen voor hen - zijn bij voor
beeld uiterst nuttig de zoéven genoemde 'tafels' op de procesdossiers, waarin
met betrekking tot elk dossier het objectum litis met enkele korte trefwoorden
wordt gekarakteriseerd, al blijft er op dit punt natuurlijk altijd wel wat te wen
sen over. Karakteriseringen als 'reparatie van een hek', 'mishandeling', 'ver
deling nalatenschap', 'recht van overpad' e.d. zijn uiteraard voldoende, maar
achter trefwoorden als 'schuld' of 'schuldvordering' kan juridisch natuurlijk
heel wat schuilgaan.Wellicht zou bij toekomstige soortgelijke inventarissen
in zulke gevallen net één stapje verder gegaan kunnen worden en aangegeven
kunnen worden of zo'n schuld(vordering) voortsproot uit een contract,
zaakwaarneming, een onrechtmatige daad (civiel delict) enz.
Als enige van de drie inventarisatoren insereerde Van Kronenberg in zijn in
leiding zelfs een summier schetsje van de wijze van belastingheffing ('schat-
heffing') ter plaatse en van de procesgang voor de Wanssumer schepenbank.
Een lofwaardig initiatief, al liet hij daarbij weieens een steekje vallen, zoals in
de kostelijke zinsnede (blz. 10): 'Gehuwde vrouwen bezaten geen rechtsper
soonlijkheid Welnu, dat bezitten zij nog steeds niet; gelukkig maar voor
hun echtgenoten!
Merkwaardig deed mij de volgende opmerking van Van Geijn aan in diens
'Verantwoording van ordening en inventarisatie' (blz. 16): 'Tevens is onder
contentieuze rechtspraak het beheer van de goederen van minderjarigen en de
verantwoording daarvan door hun voogden opgenomen.' Waarom? Horen
zulke zaken niet naar hun aard onder de voluntaire rechtspraak? Nu zou ik
mij nog kunnen voorstellen, dat bij een kleine schepenbank als de onderhavige
de gerechtelijke benoemingen van voogden en de goedkeuringen van derzelver
gevoerd beheer tussen de contentieuze zaken door 'geprotocolleerd' werden,
zodat deze 'voluntaria' bezwaarlijk uit te schiften zouden zijn. Niettemin trof
ik in de eigenlijke inventaris in de rubriek 'Contentieuze rechtspraak' twee in
ventarisnummers aan (29 en 30, blz. 30), die luidden 'Stukken betreffende de
aanstelling van voogden en het toezicht op hun beheer' enz. en 'Rekeningen
van de voogden van minderjarigen' enz. Die zouden mijns inziens althans toch
zonder bezwaar onder de rubriek 'voluntaire rechtspraak' te brengen zijn ge
weest.
Trouwens, ook Van Someren drukt zich weieens merkwaardig uit, bij voor
beeld op blz. 10 van zijn inleiding, waar hij ingaat op de bestuurlijke taak van
de Neeritterse schepenen als vertegenwoordigers van de 'gemeente' (in de ou
de zin) ter plaatse, zeggende 'De gemeente wordt gevormd door de groot
grondbezitters (de geërfden) van een plaats.enz. Dat de gemene buren, 'de
geërfden' van Neeritter allen grootgrondbezitters zouden zijn geweest komt
mij onwaarschijnlijk voor.Zulke 'slippertjes' doen overigens aan mijn
waardering als 'gebruiker' voor alle drie inventarissen niet af. Voor een eerste
oriëntatie bieden de drie inleidingen de gebruiker een voldoende
'houvast' - mede gezien de literatuurverwijzingen in de noten - en ook de om
schrijvingen van de afzonderlijke inventarisnummers zijn in het algemeen vol
doende duidelijk. Ook in die zin, dat een minimale kennis van de vaderlandse
geschiedenis - terecht - bekend verondersteld wordt. Bij voorbeeld in de om
schrijving van inv. nr. 56 van de inventaris-Van Kronenberg, waarin sprake is
van een missive d.d. 8 juli 1787 van het Landesadministationskollegium te
269