schutterij; de administratieve invalshoek van beide is immers recrutering en dienstplicht en het feit dat de schutterij ook bij verstoringen van de openbare orde was in te zetten, of in geval van oorlog mobilisabel was, doet daaraan niet af: bijna alle stukken over de schutterij betreffen recrutering etc. Het administratieve gevolg van het gemis aan financiële zelfstandigheid (pa gina 9 en 20-21 Inleiding) had nader toegelicht kunnen worden. Het provinci aal bestuur vóór 1851 was hierdoor nauwelijks meer dan (met Thorbecke, wiens voor deze periode en dit onderwerp essentiële Aanteekening op de Grondwet, Amsterdam 18432 in de bibliografie ontbreekt): een rijkskantoor in een provinciehoofdstad. Het betekent namelijk niet dat er helemaal geen geld omgaat en uit inventarissen van andere provinciale archieven blijkt ook dat er wel degelijk een financiële administratie werd bijgehouden voor de on derdelen van de rijksbegroting(en), waarover de provincie, zij het beperkt, de beschikking had. Mogelijk zijn deze bescheiden in Noord-Holland aan her haald optredende vernietigingskoorts ten offer gevallen (evenals bij voorbeeld de gemeentelijke begrotingen en het archief van de provinciale commissie van landbouw). Daarover had ik graag meer vernomen. Zij ontbreken in de lijst van vernietigde stukken op pagina's 96 tot 98. Van enkele andere provinciale commissies, namelijk die van geneeskundig onderzoek en toevoorzicht, van onderwijs, van toezicht op het beheer van kerkelijke goederen en het college van de grote en kleine visserij wordt wel verteld, dat de provincie er diepgaand bemoeienis mee had; van sommige was de gouverneur of een van de gedepu teerden voorzitter, maar van hun archieven vernemen wij verder niets. Over de Militieraad wordt helemaal niet gesproken. Dat de taken van sommige van deze commissies later naar de rijksoverheid zijn verschoven (bij voorbeeld on derwijs) neemt niet weg dat zij in de periode vóór 1850, mede dankzij de schimmige verhouding tussen rijk en provincie, een provinciale bemoeienis vormden. Mijns inziens behoren de archieven van deze commissies in de in ventaris van het provinciaal archief te worden opgenomen, al zijn deze com missies geen echte bestuursorganen. De titel van de inventaris bevat wel cor rect alleen de term provinciaal bestuur, in de praktijk blijkt ook wat als com missiearchieven wordt aangeduid vaak geheel of gedeeltelijk te bestaan uit af gedwaalde stukken uit het GS-archief. Onder Gedeputeerde staten in de eigenlijke inventaris ontbreekt verder het provinciaal blad; hiervan behoort één exemplaar als minuut te worden be schouwd, al is het als gevolg van de boekdruk soms moeilijk na te gaan welk exemplaar dat zal moeten zijn. De provinciale verordeningen zijn namelijk pas rechtsgeldig na afkondiging of publikatie in het blad; als zodanig heeft het een juridische en bestuurlijke functie en behoort het tot het archief. De inventaris in engere zin is overigens volgens alle regelen van de kunst op gebouwd, al is de rubriek 'Diversen' in het kabinetsarchief van de gouverneur bijzonder hinderlijk, te meer omdat uit de omschrijving blijkt dat het best om belangrijke stukken zou kunnen gaan ('correspondentie gevoerd met de secre taris van staat, De Mey van Streefkerk, 1824-1826', zonder onderwerpsaan- duiding). Mijns inziens moet men de rubriek 'Varia' of 'Diversen' uitsluitend reserveren voor 'flutstukken', die men om de een of andere reden niet mag vernietigen (ouderdom, overeenkomst van inbewaargeving), maar die overi gens volgens de normen van goed archiefbeheer voor vernietiging in aanmer king komen. 264 Het leeuwedeel van het werk wordt ingenomen door de 'generale indices', voor het onderdeel Gouverneur (1820-1850) en Gedeputeerde staten (1814- 1850). Daar soortgelijke projecten in Friesland en Drenthe zijn ondernomen, zal ik in de rest van deze recensie deze beide indices, voor Friesland op Gede puteerde staten (1814-1879), van Drenthe op de Gouverneur (1819-1850) min of meer vergelijkenderwijs naast die van Noord-Holland leggen. Men kan zich allereerst afvragen of het wenselijk of noodzakelijk is derge lijke indices in de inventaris onder de bijlagen op te nemen. Volgens velen ge ven archivarissen al jarenlang - veelal noodgedwongen - de onderzoeker een fopspeen in handen in de vorm van de formele inventaris op omvangrijke ar chieven, die (vrijwel) alleen uit series van algemene aard bestaan. Deze inven tarissen zijn in deze visie slechts noodzakelijk als voorstadium tot een meer onderwerps- of zaaksgewijze ontsluiting. Een oplossing zoals het geven van inhoudelijke analyses per bestanddeel van het archief is hier niet mogelijk, daar ieder verbaal iedere dag weer tientallen onderwerpen kan bevatten. Een andere vorm van nadere toegangen is dan ook gewenst. De bezwaren van door de administratie ontwikkelde trefwoordensystemen zijn bekend: onduidelijkheid in de betekenis van een trefwoord, gebrek aan uniformiteit, gebrek aan exclusiviteit (elkaar overlappende begrippen). Het gebruik van de oorspronkelijke indices is daardoor voor onderzoekers bijzon der omslachtig: voor één onderwerp moet voor ieder jaar onder ettelijke tref woorden gezocht worden, waar zich eventueel relevante stukken kunnen be vinden. Men heeft geprobeerd dit probleem op te lossen, niet door een index op de serie te maken, maar een index op de indices. De reden dat men niet de verbalen zelf is gaan indiceren, is uiteraard, dat voor dergelijke langademige projecten de organisatie en mankracht niet aanwezig wordt geacht. Dat het echt om een index op de indices gaat blijkt ook uit het feit dat bij geen van de vier genoemde projecten systematisch is gecontroleerd of de in de oorspronke lijke index genoemde stukken ook inderdaad aanwezig waren. Slechts ver meldt de Drentse inleiding op de 'generale index' (gemakshalve neem ik de term van het Noordhollandse project over), dat globaal circa 40% van de stukken op de aangegeven plaats ontbreekt. De generale index bestaat uit vijf gedeelten. 1 Voortbouwend op de opmerkingen in de inleiding op de inventaris in engere zin een kritische bespreking van de oorspronkelijke indices en hun relatie tot de verbalen; tevens een opsomming van de bezwaren die door de administratie gehanteerde trefwoorden onontkoombaar met zich meebrengen. 2 Verantwoording van de keuze van de periode waarover de generale index zal lopen: uit de aanhef blijkt al dat niet alle generale indices in 1814 beginnen. Tevens omschrijving en verantwoording van de werkwijze. 3 Richtlijnen voor de onderzoeker voor het gebruik van de generale index. 4 Lijst van hoofdtrefwoorden met onderverdelingen, met verwijzing naar de pa gina waar de inhoud van de trefwoorden wordt geanalyseerd; in feite een systematische inhoudsopgave, min of meer vergelijkbaar met het archiefsche ma. 5 De eigenlijke analyse per trefwoord van de begrippen, die in de oorspronkelij ke indices voorkomen ('gespecificeerde index'). 265

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1984 | | pagina 37