S s~/
Een kader voor de inventarisatie
van bedrijfsarchieven*
H. B. N. B. Adam
'/'in q
V 3ïj
\(V o e^X'
In de openbare archiefbewaarplaatsen van het rijk en de gemeenten en in die
van het Sociaal-Historisch Centrum voor Limburg berusten veel bedrijfsar
chieven. De archivarissen zijn zich er van bewust, dat bedrijfsarchieven, even
als andere particuliere archieven, een belangrijke aanvulling (kunnen) zijn op
de overheidsarchieven als bronnen voor de geschiedenis van de samenleving in
land, streek en stad. Druppelsgewijs zijn vooral na de Tweede Wereldoorlog
hier en daar bedrijfsarchieven op zeer verschillende wijzen ontsloten. De ar
chiefstudiedagen over bedrijfsarchieven in 1975 vergrootten niet alleen de be
langstelling, maar veroorzaakten ook een toename van de ontsluiting. De be
langstelling van o.a. de sociaal-economische historici voor bedrijfsarchieven
betekent een extra impuls. Toch verschijnen er in verhouding nog steeds wei
nig inventarissen van bedrijfsarchieven. Onbekend maakt ongetwijfeld onbe
mind.
Voor de inventarisatie van bedrijfsarchieven is meer nodig dan enig begrip
van geschiedenis, bestuursrecht, paleografie, rijksregistratuur e.d. De Rijks-
archiefschool heeft dit sinds 1976 onderkend door in de lessen voor ordenen
en beschrijven ook de 'financiële boekhouding' op te nemen. Voor de ontslui
ting van een bedrijfsarchief komt echter meer kijken. Als voor de inventarisa
tie van het archief van een bestuursorgaan enige kennis nodig is van de
bestuurlijke geschiedenis, het bestuursrecht en de bestuurlijke organisatie,
dan is voor het toegankelijk maken van een bedrijfsarchief enig inzicht in
sociaal-economische geschiedenis, ondernemingsrecht, bedrijfsorganisatie,
bedrijfseconomie en boekhouding onontbeerlijk.1 Tenminste, als men het ei
gene van een bedrijfsarchief geen geweld aan wil doen. Met mijn bijdrage heb
ik een handreiking in die richting willen doen en niet meer dan dat. Al het in-
ventarisatiewerk zal nog steeds gedaan moeten worden, maar als de materie nu
iets minder onbekend is, is naar mijn mening weer wat gewonnen.
Het is mijn bedoeling een soort 'trias oeconomica'2 te formuleren, bestaan
de uit de begrippen bedrijfsvorm, bedrijfsfuncties, bedrijfsmiddelen en aan te
geven waarom en hoe vanuit deze begrippen de inventarisatie van bedrijfsar
chieven systematisch aangepakt kan worden. Ik bied geen eenheidsschema
voor de indeling van de inventaris aan, maar mijn kader kan ook heel goed als
fundament voor de ordening gebruikt worden.3 Daarbij neem ik twee begren
zingen in acht, louter uit praktische overwegingen. Ik beperk mij in mijn arti
kel vooral tot negentiende en twintigste eeuwse bedrijfsarchieven en daarbin-
1